optische interface
yo Q£ computers:
©©mpmta^oog
monitoï stzmsrt
zazidapp curator
XL-aMeff
aktief luidspsrekersysfeem voor
de waze Mfi-liefhebbeï
Masse-Ü- audio
elektuur maart 1985
selektuur 3-24
computer-oog 3-26
Maak een optische koppeling met uw computer via het beeldscherm.
de AXL-versterker 3-28
Een klasse A-versterker is voor veel audiofielen nog altijd "het einde".
Deze versterker is zodanig opgezet dat de bouwer zelf kan kiezen tussen
een klasse A- en een klasse AB-instelling. Bij beide instellingen is de kwa-
liteit excellent.
Vooral in de audio-sektor is het
donkergevoelige lichtschakelaar 3-34
Een automatische buitenverlichting, die gaat branden zodra het donker
wordt en weer dooft als de zon opkomt.
19 kHz-precisie-kalibrator 3-38
Gebruik de 19 kHz-piloottoon van een FM-zender als referentiefrekwentie
voor het ijken van meetapparatuur.
een "plus"-punt voor de ZX-spectrum 3-40
Tover uw oude Sinclair Spectrum om in een Spectrum-Plus door er een
"echt" toetsenbord aan te hangen.
KITT-scanner 3 44
Een "looplicht" dat zich precies zo gedraagt als de scanner op de auto
uit de populaire TV-serie.
print-layouts 3 48
doe-het-zelf-konnektor 3-51
Zelf een konnektor bouwen is helemaal niet moeilijk.
pH-meter 3-52
Met behulp van een speciale elektrode en een nauwkeurige (aangepaste)
voltmeter kan elke hobbyist nu thuis pH-metingen doen.
nog zo dat een zelfbouwprodukt
even goed als of beter kan zijn dan
een fabrieksapparaat. Met de AXL-
versterker brengen we een zelf-
bouw-ontwerp dat weliswaar geen
erg groot uitgangsvermogen kan
leveren, maar het bescheiden aan-
tal watts is wel van een zeer
hoogstaande kwaliteit dankzij de
klasse A-instelling. En dat zegt de
echte liefhebber meer dan genoeg.
de AXL-versterker 3-28
U kent hem vast wel van TV, die
zwarte glimmende gestroomlijnde
auto die kan denken en praten en
zichzelf KITT noemt. Als aardig-
heidje hebben we een elektroni-
sche nabootsing van de scanner
op de motorkap van KITT ge-
maakt, een soort licht-oog dat
heen en weer beweegt.
KITT-scanner 3-44
XL-aktief 3-58
Een topklasse-luidsprekersysteem, dat garant staat voor een sublieme
geluidsweergave. Drie luidsprekersystemen van gerenommeerde fabrikan-
ten worden elk door een eigen eindversterker gestuurd, waarbij de fre-
kwentieverdeling geschiedt door middel van een elektronisch scheidings-
filter.
ontvanger-voeding uit motor-akku 3-69
Gewoonlijk gebruikt men twee aparte akku's voor de ontvanger en de
motor in een scheepsmodel. Maar het gaat ook met één. . .
universele up/down-counter 3-70
Een teller-module waar je werkelijk alle kanten mee op kunt, voor alle
mogelijke en onmogelijke toepassingen.
markt 3-74
adverteerdersindex 3-89
Bij het meten van de zuurgraad
van het akwarium of de tuingrond
denk je waarschijnlijk niet direkt
aan elektronica. Toch kan de zuur-
graad, die wordt uitgedrukt in een
pH-waarde, met behulp van een
speciale elektrode en een handjevol
elektronica zeer nauwkeurig wor-
den bepaald.
pH-meter 3-52
3-05
CQERXUUC5GXHDS
elektuur maart 1985
Elektuurprinten, -frontplaten, -soft-
ware en -paperware kunnen worden
besteld via de handel en via de
bestelkaart achterin dit blad. U kunt
ze ook rechtstreeks en tegen vooruit-
betaling bestellen bij Elektuur B.V.,
Beek (L) met duidelijke vermelding
van het (de) bestelnummer(s) op uw
overschrijvingsformulier. Per (gekom-
bineerde) bestelling dient f 3,50
(Bfrs. 69) extra voor verzend- en
administratiekosten te worden over-
gemaakt.
Postgiro 124.11.00 of bank-nr.
57.83.41.883 (voor België PCR
000-017-70.26-01).
(E)PROM's kunt u door Elektuur B V.
laten programmeren. Stuur de
(E)PROM('s) in een deugdelijke ver-
pakking naar Elektuur B.V., Postbus
75. 6190 AB Beek (L) met duidelijke
vermelding van het gewenste
Elektuur-programma + bestelnummer
en maak gelijktijdig het verschuldigde
bedrag (+ f 3.50/Bfrs. 69 voor
verzend- en administratiekosten) over
op bovenstaand post- of bankrek. nr.
met vermelding van het bestel-
nummer.
(Elektuur B.V. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor verlies of be-
schadiging. in welke vorm dan ook.
van toegezonden IC's.)
TECHNISCHE VRAGEN SERVICE
Deze service is bedoeld om lezers die moei-
lijkheden ondervinden bij het opbouwen van
Elektuur-schakelingen behulpzaam te zijn.
Om een snelle beantwoording van uw vra-
gen te bewerkstelligen, verzoeken wij u bij
het stellen van uw vraag aan de volgende
punten te denken:
■ De vragen dienen vergezeld te gaan van
een geadresseerde en gefrankeerde ant-
woordenveloppe. Alleen Nederlandse
postzegels kunnen worden gebruikt.
Vanuit het buitenland dient men gebruik
te maken van een internationale
antwoord-coupon.
■ Vermeld in de linker bovenhoek van de
enveloppe de kode "TV" + het onder-
werp waarover u vragen stelt.
■ Alleen vragen die betrekking hebben op
in de laatste drie jaar gepubliceerde
Elektuur-schakelingen komen voor beant-
woording in aanmerking. Dit geldt trou-
wens ook voor telefonische vragen op
maandagmiddag tussen 12.30 en 16.00
uur. tel. 04402-71850.
■ Stel uw vraag op een zakelijke manier,
vermeld eventueel gemeten spanningen,
stromen, gebruikte onderdelen etc. en
schrijf vooral leesbaar.
■ Wanneer bepaalde onderdelen bij u in de
buurt niet verkrijgbaar zijn, kijk dan alvo-
rens in de pen te klimmen de adverten-
ties in Elektuur na. Meestal vindt u daarin
wat u zoekt.
■ Vragen die niet te maken hebben met de
gepubliceerde schakeling zelf, maar met
speciale individuele wensen (zoals bijv.
aanpassing van onze ontwerpen op fa-
brieksapparatuur of een bepaalde, door
ons nooit beproefde samenvoeging van
deelschakelingen) komen niet voor beant-
woording in aanmerking. Ook aanvullen-
de technische gegevens van komponen-
ten en theoretische informatie over
Elektuur-schakelingen kunnen niet ver-
strekt worden. Zulks om te voorkomen
dat de lezerspost onnodig veel beslag
gaat leggen op de tijd van de redaktie.
SOFTWARE SERVICE
bestelnr. guldens Bfrs. cassette
007 22. 433 cassette met 15 programma's
voor de spelcomputer
009 27.30 538 cassette met 15 programma's
voor de spelcomputer
010 27.30 538 cassette met 16 programma’s
voor de spelcomputer
FRONTPLATEN SERVICE
011
27.30
538
cassette met 15 programma's
voor de speelcomputer
1
PROGRAMMEER SERVICE |
bestelnr. guldens Bfrs.
programma
500
38.35
755
Elbug (originele versie) in
3 * MM 5204Q
of 1 x 2716 EPROM
501
38.35
755
Elbug II (SC/MP-boek)
in 3 x MM 5204Q
of 1 x 2716 EPROM
502
16.30
321
cassette-routine voor
NIBL computer
in 1 x MM 52040 of
1 x 2716 EPROM
503
16.30
321
junior -computer
in 1 x 2708 EPROM
504
16.30
321
lichtende disko vloer
in 1 x 2708 EPROM
505
55.15
1086
schaakprogramma voor
Intelekt in 2 x 2716 EPROM
506
27.30
538
junior tape-monitor (TM)
in 1 x 2716 EPROM
507 N
27.30
538
lumor printer-monitor en
PME in 1 x 2716 EPROM
Herprogrammercn van 507 naar 507 N
(zie Junior boek 4) kost t
11.05 (Bfrs 218).
508
16,30
321
junior databussturing
in 1 x 82S23 PROM
509
27.30
538
tijdsein processor
m 1 x 2716 EPROM
510
33.10
652
150 MHz-frekwentiemeter
in 2 x 82S23 PROM
511
30.45
600
junior -disassembler. -EPROM
programmeer software en
systeemvektoren ( ♦ hex
dump) in 1 x 2716 EPROM
512
27.30
538
autonome schakelklok
in 1 x 2716 EPROM
513
27.30
5»
keysoft polyfoon keyboard
in 1 x 2716 EPROM
514
27,30
538
doka -computer
in 1 x 2716 EPROM
514-N
27.»
538
doka computer (vlg. jan ‘83)
in 1 x 2716 EPROM
515
16.»
321
DOS software
in 1 x 2708
516
27.»
538
sprekende dobbelsteen
m 1 x 2716 EPROM
517
27.»
538
ELEKTERMINAL ♦
elektermmal
in 1 x 2716 EPROM
518
27.»
538
morse- programma
voor de Junior Computer
in 1 • 2716 EPROM
519
27.»
538
telex-programma
voor de Junior -Computer
in 1 x 2716 EPROM
521
64.05
1262
karaktergenerator en video
routines voor DOS Junior
in 1 x 2732 ♦ 1 x 2716
EPROM
522
91.35
1800
karaktergenerator en video-
routines voor uilgebretde
Junior in 1 x 2732 *
2 x 2716 EPROM
523
36.75
724
karaktergenerator
in 1 x 2732 EPROM
524
27.»
538
quantisizer
in 1 x 2716 EPROM
525
36.75
724
universele terminal
in 1 x 2732 EPROM
526
27.»
538
windrichtingsmeter in
1 x 2716 EPROM
527
27.»
538
Elabyrint in
1 x 2716 EPROM
528
27.»
538
EPROM-duplikator
m 1 x 2716 EPROM
529
16.»
321
multimeetmonitor
in 1 x 82S23 PROM
530
54.60
1076
typemachine - interface
in 2 x 2716 EPROM
531
36.75
724
yP gestuurde frekwentie
PAPERWARE SERVICE
bestelnr. guldens Bfrs omschrijving
PWS 1 10.- 197 ESS 51 1 software-
dokumeniatie: wijze
gingen 'aanvullingen
ESS-507-N
PWS -2 10.- 197 DOS bootstrap loader
listing ESS 515
PWS 3 10.30 203 aanvullende informatie
universele terminal
PWS 4 11.05 218 aanvullende informatie
VDU-kaart * source
listings
bestelnr.
82014 F
82178 F
83022 F
83041 F
83051-F
84012 F
84037 F
84024 F
84111-F
84097 F
guldens Bfrs.
10,80 213
9.90
17,65
52.25
19.45
20.50
18.40
29.50
19.90
42. -
195
348
1029
383
404
362
581
392
827
frontplaten
Artist. voorversterker
voor gitaren
labvoeding
Prelude XL
un. schakelklok
Maestro
kapaciteitsmeter
pulsgenerator
terts-analyzer
funktiegenerator
*jP gestuurde frekwentiometer
PRINT SERVICE
Wanneer u een print(en) bestelt, kunt u
desgewenst het (de) bijbehorende num-
mer(s) van Elektuur meegeleverd krijgen
door bij uw bestelling per nummer
f 5.25 (Bfrs. 103) extra over te maken
(voor Halfgeleidergidsen: f 10,50,
Bfrs. 206). Vermeldt u dan bij uw bestel-
ling "plus tijdschrift maand/jaar" (voor
maand/jaar zie onderstaande lijst). De
meeste — echter niet alle — reeds ver-
schenen nummers zijn nog beschikbaar.
Indien het (de) door u bestelde tijd-
schrift(en) niet meer leverbaar is (zijn),
ontvangt u kopieën van het (de) desbe-
treffende artikel(en).
Deze pagina geeft een overzicht van de
meest courante Elektuurprinten. Regel-
matig wordt een uitgebreide lijst van
het komplete aanbod gepubliceerd.
bestelnr. guldens Bfrs. print
SEPTEMBER 1984
* source
84031 B
749,-
14755
84071
23.85
470
84072
14.20
2»
84073
10.25
202
84083
9.50
187
84079 1
13,50
266
84079 2
18,35
361
84081
17.»
341
OKTOBER 1984
84075
17.95
354
84078
26,40
520
84084
16.15
318
84089
11.»
223
NOVEMBER 1984
84088
10.70
211
84095
25.10
494
84096
10,55
208
84100
10. -
197
84101
10.75
212
84106
29.85
588
DECEMBER 1984
84107
10.»
215
84111
32.55
641
84112
10.40
205
84115 1
45.20
8»
841152
27.75
547
841»
15.50
»5
JANUARI 1985
84109
12.65
249
84128
22.40
441
85001
13.»
274
85002
9.75
196
85010
11.55
228
85013
46.25
911
85014
18.85
371
85015
9,50
187
FEBRUARI 1985
84102
28,50
561
85006
18,50
364
85007
13.»
272
85009
11.35
224
MAART 1985
85019
12.65
249
85021
11.20
221
85024
19,35
381
85025
15.»
311
85027
28.35
558
modem 'Teloktor'
< print niet los verkrijgbaar)
elektronisch scheidingsfilter
SCART-adapter
lampenspaarder versie 1
(montage in lamparmatuurl
lampenspaarder versie 2
(montage bij lichtschakelaar)
digitale toorentoller:
basisprint
displayprint
llitsbelichtingsmeter
ZX81-pulspoetser
RS232-Centronics-interface
vidoo-inverter
MD- voor versterker
RIA Amplonia
inbreker verschrikker
buizenversterker
slaapkamerdimmer
Telefase
TV monitorversterker
mim-printer
tijdschakelaar
funktiegenerator
soldeerbouiregeling
jiP-gestuurde fase
aansnijdmg:
basisprint
vermogensprint
regelaar voor
modelrace-auto’s
dreundelektor
gitaarversterker
hybride 30 watter
VHF/UHF modulator
C- 64 -cassette- interface
>iP gestuurde frekwentiemeter
hoofdprint
display-print
oscillator print
RLC-meeibrug
1.2 GHz-ingangstrap
EPROM-switchboard
mikrofoonvoorversterker
universele up/down-counter
donkergevoelige licht-
schakelaar
pH- meter
KITT-scanner
AXL -versterker
3-06
elektuur maart 1985
ei:€Ki;uurrsiEruiGe
ELEKTUUR PRINTSERVICE
Deze lijst is een aanvulling op die
van de linker pagina. Van de met»
aangeduide printen is de voorraad
beperkt; de leverbaarheid van die
printen is dan ook niet gegaran-
deerd.
bestelnr. guldens Bfrs. print
335 funktiegenerator
170 baxandall toonregeling voor
parametrische equalizer
161 VHF UHF-tv modulator
777 elekterminal
606 verlengde SC/MP bus print
1303 |unior computer: hoofdprint
135 display print
312 voedingsprint
voiced/unvoiccd-detektor
351 detoktorprint
418 schakelprint
497 busprint
lunior -computer:
149 12 V voeding
134 "imperiar -printte
1294 70-cm-transvertor
441 DFM ♦ DVM
li|dsem processor:
hoofdprint
display print
omwcntelingenteller
3 kanaals lichtorgel
high boost
knipporzwaailicht
arpeggio gong
universele nicad- lader
dynamische RAM-kaart
100 watter eindversterker
voeding voor 100 watter
mini-EPROM kaart
Artist, gitaarvoorversterker
Z80 A CPU kaart
dimmer voor gloeilampen
en Tl-buizen
starter voor Tl-buizen
1977
19453
17.-
1978
19897-2
8.65
>9967
8.15
>9966
39.45
NOVEMBER 1979
80024
30.75
MAART 1980
>80089 1
66.15
>80089-2
6,85
80089 3
15.85
‘ 1 deze drie printer
JANUARI 1981
1/.8Ü
81027-2
21.20
8Q068-2
25.25
MEI 1981
•81033-2
7.55
81033 3
6.80
JUNI 1981
80133 65.70
181156 22.40
SEPTEMBER 1981
811701 21.35
81170 2 15,90
OKTOBER 1981
181171 25.70
NOVEMBER 1981
81155 16.85
182029 9,80
DECEMBER 1981
182038 8,40
JANUARI 1982
182046 8.35
FEBRUARI 1982
82070 10,80
APRIL 1982
82017 25.85
82089 1 13,60
82089 2 12,60
182093 8,55
MEI 1982
>82014 52.65
82105 37.-
JUNI 1982
82128 8,50
82138 7.10
DECEMBER 1982
82178 21.25
82179 15.40
82180 24,15
JANUARI 1983
83002 9.65
83006 10.-
83008 15,80
• 83010
• 83011
83022-7
830228
830229
83028
MAART 1983
83014 37.45
83022 1 60.65
83022 6 25.10
83022-10 10.90
83037 10.50
APRIL 1983
labvoeding 0...35 V/3 A
fotonenparasiet
Crescendo,
140 W eindversterker
190 3 A-computervoeding
197 milli-ohm-meter
83133-3 14.70 290 DNL
83134 22.10 435 digitale cassetterecorder
print
84001 26,85 529 windrichtingsmeter
horlogemeter:
84005-1 18.25 360 meetgedeelte
84005 2 17.70 349 counter 4 uitlezing
15,80
311
inschakelvertraging en
FEBRUARI 1984
DC-beveiliging
83124
10.85
214
video synebox
programmeerbare
*1 1983
lichtshow:
8.20
162
fuse- protector
84007-1
40.85
805
hoofdprint
31.60
623
akoestische telefoon modem
84007-2
15.15
298
display-print
Prelude XL regetversterker:
84009
8.-
158
dieseltoerenteller
21.30
420
klasse A hoofdtelefoon
kapaciteitsmeter:
versterker
84012-1
20,95
413
meetprint
19.55
385
voeding
84012-2
12.30
242
display print
31.25
616
verbindingspunt
84018
10.50
207
video combiner
7.80
154
grootlicht dimmer
830222
830223
• 83022 4
83022-5
83024
83041
83052
21.20
26.10
19.60
20,05
22.80
22.75
14.85
MEI 1983
83061-1 10,75
83054 13.65
83056 19.15
83058 86.10
JUNI 1983
83044
14.70
83051-2 66,10
universele 64K geheugen
kaart
Prelude XL:
busprint
liinversterker
audk> stoplicht
LCD luxmeter
Prelude XL:
418 MC-voor-voorversterker
514 MO voorversterker
386 Interlude
395 toonregeling
449 visserijgolf-ontvanger
448 schakelklok
293 watt meter
212 Maestro zender ♦ display
print
269 morse interface
377 lichttelefoon zender ♦
ontvanger
1696 ASCII keyboard
RTTY interface
Maestro ontvangerprint
83067
14.50
286
kWh uitbreiding voor
watt meter
spektrumuitsturingsmeter:
•83071-1
16.80
331
filter- en geli|krichterpnnt
• 83071-2
16.20
319
multiplex-, interface- en
voedingsprint
•83071-3
15.65
308
komparator- en display-
print
HALFGELEIDERGIDS 1983
83410
14.25
281
koelplaat -thermometer
83503
9.55
188
flrtslooplich!
83515
11,50
227
pP hulpje
• 83552
10,45
206
mikrofoon - voorversterker
met toonregeling
83558
9,80
193
simpele D/A-omzetter
83562
8.95
176
Prelude buffer
83563
8.20
162
koelplaat thermicator
HALFGELEIDERGIDS 1982
82528 8.45 166 lichtgevoelige schakelaar
82570 11.65 230 supervoeding
SEPTEMBER 1983
83069 1 13.85
83069 2 13.50
83082 39,60
•83083 23.40
83087 10.65
OKTOBER 1983
83088 9.30
83093 18.10
83101 7.65
83103 1 19,05
83103 2 7.65
83106 14.30
telefoonbelverlenger
273 zender
266 ontvanger
780 VDU kaart
461 auto-servicemeter
210 FM loopradio
183 auto spanningsregelaar
357 buitenthermostaat
151 Basicode-2 interface
375 anemometer
151 omzetter v. anemometer
282 signaaloppoetser
MAART 1984
84019 24.10
84023 1 19.80
84023 2 17.45
84024 1 21.10
84024 2 17,20
84029 13.50
APRIL 1984
84017 21.-
84024-3
84024 4
84035
84037 1
84037 2
MEI 1984
84024 5
84024 6
•84040
84041
84049
62.
86.30
11.30
25.55
30.55
18.20
30.20
22,55
24.70
15.20
JUNI 1984
84048 13.10
84054 15.30
84055 20,60
84062
81105 1
84063
23.75
19.95
15.40
HALFGELEIDERGIDS
84408
84427
84437
84438
84452
84457
84462
80089 2
84477
9.85
10.15
10.10
14.90
13.85
12,10
21.95
6.85
23.80
power buffer
Elabyrint:
elektronica print
bedieningsprint
terts-analyzer:
filter print
ingangsschakeling
voeding
kwartsmodulator
Bytegum
terts-analyzer:
display print
basis print
AC voeding
pulsgenerator
terts analy/er: ruisprint
multimeetmomtor
KG vakantieradio
mini- crescendo
schakelende voeding
5 . 24 V/5 A
pcchflitser
ZX-bufferschakeling
interface voor elektronische
typemachine
echolood •
basisprint
display print
draadloze mikrofoon
1984
vocdingsbcvoiliging voor pP's
zuinige motoraansturing
koelkast-alarm
airband-konverter
RS 232-analyzer
melodische deurbel
frekwentiemeter: hoofdprint
display-print
*/P-voeding
JUNIOR COMPUTER
• 80089 T 66.15 1303 hoofdprint
• 80089 2* 6.85 135 display print
• 800893- 15.85 312 voedingsprint
*) deze drie printen tezamen voor / 88.20 (Bfrs. 1738)
81033 2
7.55
149
- 12 V-voeding
810333
6.80
134
imperial printje
82093
8.55
168
mini-EPROM kaart
82017
25.85
509
dynamische RAM kaart
80024
30.75
606
verlengde SC/MP bus print
83058
86.10
16%
ASCII keyboard
• 9966
39.45
777
elekterminal
• 9967
8.15
161
VHF/UHF-tv-modulator
SEPTEMBER 1982
82141
82141-2
82141-3
81170-1
>82147-2
82577
19,60
10.40
11.70
21,35
7,75
14,05
OKTOBER 1982
doka-computer:
toetsenbord
keyboard-print
display-print
processor-print
voeding huistelefoon
fasevolgordemeter
NOVEMBER 1983
83107-1
83107 2
83108 1
831082
83110
• 83114
14.50
8.15
36.45
22.70
17.30
8.55
286 metronoom
161 voeding * versterker voor
metronoom
CPU kaart:
718 basisprint
447 opzetprint
341 treinregelaar
168 pseudo-stereo
doka-computer:
DECEMBER 1983
82142-1
9.10
179
lichtmeter
83102
42.35
834
omnibus
82142-2
8,45
166
temperatuurmeter
83113
9.60
189
video -versterker
82142 3
10,40
205
procestimer
Phaser:
82156
11,25
221
LCD-thermometer
• 83120-1
22.30
439
vertragingsprint
voorzetjes voor
• 83120 2
13.75
271
oscillatorprint
82161-1
10.70
SSB-ontvanger:
• 83121
19.15
377
symmetrische voeding
211
frekwenties < 14 MHz
83123
10.-
197
vorst-detektor
82161-2
12.-
236
frekwenties> 14 MHz
NOVEMBER 1982
JANUARI 1984
82144-1
8.20
162
aktieve antenne: impedantie-
audio-signaalverf raaier :
aa n passer / versterker
83133-1
12.15
239
voeding + 50 en 100
82144-2
8.10
160
voeding / verzwakker
filter
82157
21.30
420
hf-treinverlichting
831332
17.55
346
16 banddoorlaatfilters
m
m
•asg
SKI
Ontwerp en produktie van
IC's in
submikrontechnologie
De complexiteit van geïntegreerde
circuits (IC's, chips) is in de afgelo-
pen jaren sterk toegenomen. Door
de opkomst en toepassing van
steeds geavanceerder technieken
werd het mogelijk details van slechts
2 a 3 mikrometer op een chip aan te
brengen en daardoor meer kompo-
nenten per IC te realiseren. De tech-
nologische en fysische mogelijkheden
laten echter nog verdere vooruitgang
toe.
In een gemeenschappelijke inspan-
ning — het MEGA-project — willen
Philips en Siemens nu zo snel moge-
lijk IC's op de markt gaan brengen,
vervaardigd in submikrontechnologie
met kleinste details van 0,7 mikrome-
ter. Zowel op het gebied van de
research als op dat van de ontwikke-
ling en de produktie zullen tal van
innovaties moeten worden doorge-
voerd. Door de bundeling van Euro-
pees vernuft kan het gestelde doel
sneller worden bereikt en kunnen de
totale kosten worden verlaagd.
Konkrete produkten
Teneinde beheersing van de submi-
krontechnologie mogelijk te maken,
zullen zowel Philips als Siemens wer-
ken aan een konkreet produkt dat
dus zowel doel als middel is. Voor
Philips is dat een 1 megabit (mega
= miljoen) statisch geheugen,
SRAM (Static Random Access
Memory) en voor Siemens een 4
megabit dynamisch geheugen,
DRAM.
In beide gevallen gaat het derhalve
om zogenoemde VLSI-schakelingen
(Very Large Scale Integration). Als
vuistregel geldt dat een SRAM en
een DRAM met 4 maal zoveel bits
als het SRAM, dezelfde complexiteit
hebben.
Slechts door het gehele trajekt van
research, voorontwikkeling, ontwikke-
ling en (proef)produktie aan de hand
van een goed gespecificeerd produkt
te doorlopen, is het mogelijk om
bekend te raken met alle finesses van
deze uiterst geavanceerde submikron-
technologie, zodat de nieuwe tech-
nologie uiteindelijk in al haar facetten
beheersbaar wordt, ook op de schaal
van massafabrikage.
Met de nieuwe kennis en vaardighe-
den gewapend, zal het mogelijk zijn
uiterst complexe grote IC's, met zeer
fijne details, op betrouwbare en effi-
ciënte wijze te vervaardigen.
Eén technologie
Philips en Siemens zijn overeengeko-
men om in deze samenwerking één
gemeenschappelijke CMOS-
basistechnologie te ontwikkelen
(CMOS = Complementary Metal
Oxide Semiconductor). Alle verkre-
gen kennis zal daarbij onderling wor-
den uitgewisseld.
Bij dit alles is reeds een eerste keus
gemaakt: men zal bij deze submi-
krontechnologie gebruik maken van
lichtoptiek. De beschikbaarheid van
sterk verbeterde lenzen heeft dit
inmiddels mogelijk gemaakt. Het
voordeel van deze keuze is dat zowel
Philips als Siemens reeds ruime erva-
ring hebben met deze optische tech-
nieken.
De Philips Research zal ten behoeve
van het mega-projekt experimenten
uitvoeren als aanzet tot een nieuwe
generatie wafersteppers, waarmee
het mogelijk zal worden om details
tot 0,7 mikrometer met een hoge uit-
richtnauwkeurigheid op de silicium-
plakken aan te brengen. Daarbij
wordt een masker (fotografische
afbeelding op een glasplaat) dat een
enkel vergroot patroon bevat, ver-
kleind op een siliciumplak geprojek-
teerd. Vervolgens wordt de plak
verschoven en wordt er weer gepro-
jekteerd. Door stapsgewijze verschui-
ving wordt zodoende het gehele
plakoppervlak met identieke patronen
bedekt. Er zal met plakdiameters van
15 cm worden gewerkt, terwijl de
chips een oppervlak van ongeveer
1 cm 2 zullen hebben. Ter vergelijking:
de op het ogenblik meest gebruikelij-
ke plakdiameter is 10 cm terwijl de
huidige chips oppervlakken hebben
die tussen de 0,1 en 0,4 cm 2 liggen.
Enige knelpunten in de technologie
Tijdens de samenwerking zal in elk
geval een aantal technische knelpun-
ten uit de weg moeten worden
geruimd.
Zo is het bijvoorbeeld de vraag of de
huidige techniek om transistors van
elkaar te isoleren — in het algemeen
wordt daarvoor het door Philips ont-
wikkelde LOCOS-procédé gebruikt
(Local Oxidation of Silicon, zie fig. 1)
— ook zonder meer bruikbaar is voor
de submikrontechnologie met zijn
veel fijnere details.
Een andere kwestie die zeker de aan-
dacht zal vragen, is de gehele tran-
sistorstruktuur. Nu gestreefd wordt
naar een drastische miniaturisering,
zal de struktuur ervan moeten wor-
den veranderd, wil men voldoen aan
de te stellen oppervlakte- en
betrouwbaarheidseisen. Dit probleem
heeft een aantal aspekten. Zo zijn
verscheidene belangrijke elektrische
grootheden sterk afhankelijk van de
geometrie. Kleine, welhaast onvermij-
delijke procesvariaties kunnen de
elektrische eigenschappen van een IC
daardoor al snel nadelig beïnvloeden.
Ook worden de elektrische velden
ten gevolge van de zeer kleine afme-
tingen in de transistor dusdanig
groot, dat er elektronen met hoge
energie ('hot electrons') worden
gevormd die de stabiliteit van de
schakeling in gevaar brengen.
Voorts zullen de vertikale afmetingen
geringer worden. Er zal daarom over
geringere diepte worden geïmplan-
teerd, doch dan zal er een oplossing
moeten worden gevonden voor de
daarmee gepaard gaande
weerstandstoename.
Ook zal er iets moeten worden
gedaan aan de ontoelaatbare
weerstandstoename van de geleiders
als deze steeds maar dunner en
smaller worden. Wellicht kunnen
metaalsiliciden (verbindingen van
metaal en silicium) hier een oplossing
bieden.
Door de sterke toename van het aan-
tal transistors zal ook het probleem
van het dichter wordende "wegen-
net" van geleiders moeten worden
aangepakt. Net zoals in de wegen-
bouw zal er wellicht worden aan-
gestuurd op strukturen in de hoogte.
Een ander probleem dat nog de aan-
dacht vraagt betreft de kontaktgaten
waarmee het kontakt tussen tran-
sistors en buitenwereld wordt
gevormd. Door de toenemende mini-
aturisering zal hier extra zorg aan
moeten worden besteed. Bekijkt men
het oppervlak van een MOS-IC dan
ziet men een zeer geaccidenteerd ter-
3-24
besteed moeten worden aan de
2 keuze van de produktie-apparatuur:
deze moet een geïntegreerd onder*
bulk conioct
•ntercornectioo
deel vormen van een automatisch
gestuurde plakkenstroom en een
automatische proceskontrole.
Bouwaktiviteit
In het kader van dit projekt zal op
het complex van het Philips Natuur-
kundig Laboratorium in Eindhoven
een geavanceerd centrum worden
gesticht, bestaande uit een Submi-
cron IC Centre en een VLSI Design
Centre, waar kan worden voldaan
aan de enorme eisen te stellen aan
p + ■■ n + polysilicon
777 \ P~ CZ1 Silicon oxide
n
n
locally oxidized Silicon
rein (figuur 2).
Het is moeilijk om zo een "bergland-
schap" goed te metalliseren. Vandaar
dat men in de nieuwe technologie zal
streven naar planarisatie, egalisatie
van hoogteverschillen. Ook dit zal
technologisch moeten worden uit-
gewerkt.
Ontwerpen met computers
Aan het ontwerp en de ontwerpge-
reedschappen zullen zeer bijzondere
eisen worden gesteld. De ontwerper
zal moeten komen tot nieuwe archi-
tekturen van de toekomstige IC's:
geheugens zowel als logische scha-
kelingen. IC's met de complexiteit
van de genoemde 1 megabit SRAM
bevatten enige miljoenen transistors.
Het ontwerpen van dergelijke zeer
complexe schakelingen, het doorreke-
nen van het elektrisch gedrag ervan
en ook het maken en kontroleren van
de lay-out-tekeningen en de uiteinde-
lijke maskers, vormen gigantische
opdrachten.
Bij deze werkzaamheden wordt nood-
zakelijkerwijs gebruik gemaakt van
gespecialiseerde computerapparatuur
die gevoed zal moeten worden met
programma's van uitzonderlijke com-
plexiteit. In de lay-out-fase zijn bij
voorbeeld computerprogramma's
nodig die in de orde van 50 miljoen
geometrische details aan moeten
kunnen. Deze details zullen in de
tekeningen en de uiteindelijke mas-
kers moeten worden aangebracht.
Teneinde foutloze maskers te krijgen
moeten deze zeer streng worden
gekontroleerd. Tevens moet de pro-
grammatuur in staat zijn te kontrole-
ren of aan een zeer lange lijst van
lay-out-regels is voldaan.
Verder wordt het elektrische gedrag
van het IC (geheugen of logisch cir-
cuit) vooraf op een krachtige compu-
ter doorgerekend. Dat geschiedt met
een speciaal circuitanalyse-
programma. Tegelijkertijd wordt de
computer dan gevoed met een lijst
van transistoren en hun onderlinge
relaties en van alle parasitaire ele-
menten. De daarbij behorende
modellen worden met behulp van
een ander computerprogramma uit
een ontworpen lay-out gehaald en
eveneens aan de computer toe-
gevoerd.
Dit alles stelt de ontwerpers van deze
CAD-gereedschappen voor nieuwe
problemen. Aangezien de huidige
CAD gereedschappen ontoereikend
zijn, moeten deze problemen worden
opgelost, wil men tot een doeltref-
fende circuitontwerp-aktiviteit komen.
Voor het testen van de schakelingen
moeten uitgebreide testprogramma's
worden geschreven. Hiermee kan een
speciale testcomputer goed- en
slechtwerkende chips van elkaar
onderscheiden.
In het geval van geheugens worden
de chips zó ontworpen, dat ze met
behulp van een laser-installatie kun-
nen worden gerepareerd, althans
indien het aantal foute bits per chip
gering is. Hiertoe worden op de chip
extra geheugencellen aangebracht die
met behulp van een laser kunnen
worden aangesloten, terwijl de defek-
te cellen (defekte bits) met de laser
kunnen worden uitgeschakeld (men
spreekt van laser redundancy).
Fabrikage-voorbereiding
Als voorbereiding op de produktie
van de genoemde 'superchips', en op
de bouw van een nieuwe fabriek
hiervoor, zal er uitvoerig gestudeerd
worden op onderwerpen als geauto-
matiseerde verwerking van procesge-
gevens, geautomatiseerde
proces-kontrole, geautomatiseerd
transport van siliciumplakken en
extreme beheersing van de omgeving
in de speciale stofarme ruimte.
Bovendien zal er zeer veel aandacht
klimaat- en stofbeheersing, zodat het
subtiele chipvervaardigingsproces niet
zal worden verstoord.
Philips Persdienst,
Postbus 523,
5600 AM Eindhoven (966- S)
techniek in vrije tijd
Van donderdag 21 tot en met zondag
24 maart zal de Utrechtse jaarbeurs
weer ten dienste staan voor de twee-
jaarlijkse manifestatie van technische
hobby's, modelbouw en doe-het-zelf-
gereedschappen.
Tussen de vele andere zult u ook
onze Elektuur-stand aantreffen. We
zullen daar een aantal van onze
meest recente ontwerpen demonstre-
ren. Bovendien is dat een gelegen-
heid voor het stellen van vragen, het
doen van suggesties of zo maar een
gezellig praatje met Elektuur-
medewerkers(sters)
De toegangsprijs bedraagt f7,50. Op
de meeste NS-stations zullen voorde-
lige trein/toegang-biljetten te verkrij-
gen zijn. De beurs is dagelijks
geopend van 10 tot 18 uur. (967 S)
Landelijke radio-
vlooienmarkt
Zaterdag 16 maart organiseert de
afdeling 's Hertogenbosch van de
VERON voor de tiende maal de Lan-
delijke Radio Vlooienmarkt, gehou-
den in de Brabanthallen te
's Hertogenbosch. Naast de gewone
vlooienmarkt wordt er ook een ten-
toonstelling over het radio-
amateurisme gehouden ter gelegen-
heid van het tweede lustrum en van
het 800-jarig bestaan van de stad.
Het evenement begint om 09.00 uur,
en om 08.00 uur zijn de kassa's reeds
open. Voor nadere informatie:
VERON afd. 's Hertogenbosch,
Radio - vlooienmarkt-commissie,
p/a Hendrik Verheeslaan 59,
5283 CR Boxtel . Tel. 04116-76795.
(973 S)
3-25
computer-oog
elektuur maan 1985
In de foto is de afscher
ming van de LDR's te
zien met op de achter-
grond de proefopbouw.
aansturen via Om eventuele misverstanden uit de weg te ruimen: deze schakeling
bet beeldscherm kan computer niet laten zien. Zover is de techniek (gelukkig?!) nog
niet gevorderd. Wat de schakeling wèl doet, is het optisch
waarnemen van bepaalde uitgangssignalen van de computer om
apparaten te doen in- of uitschakelen.
Het "sleutelen" in de hardware van de computer is nu niet meer
nodig. Tenminste, als de computer in kwestie over een beeldscherm
(monitor of televisie) beschikt met een aantal eenvoudige grafische
mogelijkheden.
"Waar haal ik bij mijn computer de signa-
len vandaan?”. Die vraag duikt vaak op. als
men met de computer externe apparaten
of schakelingen moet aansturen. Een
mogelijke oplossing voor dit probleem
hebben wij reeds in het juni-nummer ’84
gegeven. In het artikel "ZX-uitbreidingen",
hoofdstuk "besturingscomputer” wordt
een uitbreidingsschakeling beschreven
waarmee naar keuze één of twee relais
aangestuurd kunnen worden. Voor deze
schakeling moet echter wel in de compu-
ter "ingegrepen" worden om de noodza-
kelijke stuursignalen af te leiden. Het hier
beschreven "computer-oog" maakt een
direkt ingrijpen in de computerhardware
overbodig. Zodoende is deze schakeling
interessant voor diegenen, die niet in hun
computer willen solderen. Elke computer
met een beeldscherm en met eenvoudige
grafische mogelijkheden komt hiervoor in
aanmerking.
Schema
Figuur 1 toont ons het schema van het
computer-oog. In wezen bestaat de scha-
keling uit niets meer dan een "opto-
elektronische komparator”. Het "oog"
wordt gevormd door de lichtgevoelige
weerstanden (LDR’s) R1 en R2. De span-
ning aan hun knooppunt belandt via R4
op de inverterende komparatoruitgang van
IC1. Een (instelbare) referentiespanning
wordt aan de niet-inverterende ingang
aangeboden. Wordt de spanning op pen 2
van IC1 lager dan de referentiespanning,
dan klapt de komparator om (de uitgang
wordt dan hoog). Tl geleidt nu, zodat het
relais bekrachtigd wordt. Tevens licht Dl
op. Stijgt de spanning op pen 2 boven de
referentiewaarde dan gebeurt het omge-
keerde.
Allemaal goed en wel natuurlijk, maar hoe
wordt de schakeling nu eigenlijk
3-26
1
1N4148 5 ... 9 V
gebruikt? Allereerst moeten in het bestu-
ringsprogramma bevelen uitgevoerd wor-
den, die op het beeldscherm twee vlakjes
op kunnen laten lichten. Een vlakje blijft
met konstante helderheid oplichten, ter-
wijl het andere vlakje achtereenvolgens
oplicht en dooft. Als dit programma loopt,
zullen beide vlakjes op het scherm zicht-
baar zijn.
De LDR’s worden met hun lichtgevoelige
kant op het beeldscherm gemonteerd (bij-
voorbeeld met cellotape) op de plaatsen
waar de vlekjes zich bevinden. Het stuur-
programma wordt dan zodanig geschre-
ven, dat het wisselend vlakje oplicht als
het relais bekrachtigd dient te worden, en
dooft als het relais weer uit moet schake-
len. Nog beter is het, om steeds een vlak-
je op te laten lichten, terwijl het andere
vlakje dan dooft, en omgekeerd.
De spanning op het knooppunt is een
maat voor het helderheidsverschil tussen
de beide vlakjes. Vanwege de TV-
rasterfrekwentie van 50 Hz wordt op deze
spanning nog een 50 Hz-zaagtandspanning
gesuperponeerd. Het laagdoorlaatfilter,
gevormd door Cl, R3 en PI zorgt ervoor
dat deze zaagtand niet storend werkt. Bij
een helderheidswisseling van beide vlak-
ken is de amplitudevariatie ongeveer 2 V.
Bouw
De opbouw van de schakeling is niet kri-
tisch. Buiten de LDR’s kan alles op een
stukje gaatjesprint gemonteerd worden.
De LDR’s worden via kabeltjes met de
schakeling verbonden. Om storingen door
omgevingslicht te voorkomen is het nuttig,
de LDR’s met krimpkous (of isolatietape) af
te schermen, met een gaatje aan de licht-
gevoelige zijde (zie foto). Mocht het aan-
gestuurde apparaat inschakelen terwijl er
uitgeschakeld wordt, dan hoeven alleen
de LDR’s onderling verwisseld te worden.
afgeregeld, dat het relais vlekkeloos in
het ritme van de oplichtende vlakken aan-
en uitschakelt. Kritischer wordt de instel-
ling bij hogere snelheden, bijvoorbeeld
bij data-overdracht. De maximale wissel-
frekwentie wordt bepaalt door het laag-
doorlaatfilter R4/C1 en ligt rond 10 Hz.
Voor een optimale instelling kan een sym-
metrische blokspanning met een frekwen-
tie rond 8 Hz aan de komparator worden
aangeboden. Aan de komparatoruitgang
wordt een analoge voltmeter aangesloten
(bereik 10 V DC), waarna PI zodanig wordt
ingesteld dat de voltmeter de helft van de
voedingsspanning aanwijst. Ofschoon de
metemaald dan wat trilt, is deze waarde
nog goed af te lezen. Als men een oscil-
loskoop bezit, kan de meting hiermee uit-
gevoerd worden. Het skoopbeeld zal wel
wat flikkeren, maar een symmetrische uit-
gangsspanning van 1C1 is nog wel te her-
kennen. Computer-freaks lossen dit
anders op: zij schrijven een assemblerpro-
gramma dat de "1” - en ”0”-tijd van het
uitgangssignaal meet.
Let erop dat de stroom door de relais-
spoel niet te hoog wordt. De BC 547 kan
maximaal 100 mA verdragen. Dit betekent
dat bij 5 V voedingsspanning de ohmse
weerstand van de spoel groter dan 50 Q
moet zijn. Bij 9 V is dit 90 Q of meer. De
belasting van de relaiskontakten hangt af
van het aangesloten apparaat.
De stroomopname bedraagt maar luttele
mA, als het relais niet bekrachtigd is. Bij
data-overdracht is het relais overbodig en
kan het signaal meteen van de kollektor
van Tl afgenomen worden. H
Gebruik
Zolang de gekozen schakelfrekwentie
beneden 1 Hz blijft, is de komparator-
instelling niet kritisch. PI wordt dan zó
computer-oog
elektuur maart 1985
Figuur 1. Als men stuur-
signalen niet hardware-
matig uit de computer wil
betrekken, kan dit met
het "computer-oog" wor-
den gedaan; in wezen
niets meer dan een licht-
gevoelige komparator.
Onderdelenlijst
Weerstanden:
R1.R2 = LOR 07
R3.R4 = 100 k
R5 = 10 k
R6.R7 = 3k3
R8 = 330 Q
PI = 10 k instel
Kondensator:
Cl = 220 n
Halfgeleiders:
IC1 = CA 3140
Tl = BC547B
T2 = BC 557 B
Dl = LED
D2 = 1N4148
Diversen:
Re = relais (zie tekst)
3-27
de A XL- versterker
elektuur maart 1985
klasse A:
warme kwaliteit
de AXL-versterker
Ondanks de hoge kwaliteit van moderne klasse B-versterkers betekent
een klasse A-versterker voor velen nog altijd "het einde". Kwa
geluidskwaliteit is "A" namelijk beter dan "B", zij het dat het verschil
subtiel is.
Dit artikel gaat over een zelfbouwversterker met een betrekkelijk
bescheiden klasse A-uitgangsvermogen, waarbij echter ook een
klasse AB-instelling mogelijk is. Er zijn legio toepassingen: als
eindversterker voor elektrostatische hoofdtelefoons, en als versterker
in een aktief luidsprekersysteem. En natuurlijk ook als eindversterker
in kleine, niet al te luidruchtige hifi-installaties. Want de kwaliteit is
excellent!
Klasse A, klasse B klasse AB. . .al sinds
het bestaan van de transistor-
eindversterker heeft men verschillende
wegen gezocht om een eindtrap kwa ver-
Specifikaties
Klasse A (ruststroom 1 A. voeding + 30 V)
Uitgangsvermogen:
Dissipatie (zonder
uitsturing):
Harmonische vervorming:
Ingangsgevoeligheid.
Versterking:
Ingangsimpedantie:
Frekwentiebereik:
Dempingsfaktor:
15 W in 8 Q (klasse A)
7 W in 4 Q (klasse A)
25 W in 8 Q (klasse AB)
40 W in 4 Q (klasse AB)
65 W
0,02% (20 Hz... 20 kHz)
790 mV eff voor 25 W in 8 Q
700 mV ef f voor 40 W in 4 Q
25 dB
5 kQ
13 Hz. . 65 kHz (-3 dB)
100 (bij 100 Hz)
Klasse B (ruststroom 100 mA. voeding + 45 V)
Uitgangsvermogen: 50 W in 8 Q
70 W in 4 Q
Overige specs: zie boven
vormingseigenschappen zo gunstig moge-
lijk in te stellen. Een "gewone” eindtrap
bestaat uit twee helften die ook ieder de
helft van het audio-signaal versterken. En
juist het ovemamegebied van de ene naar
de andere helft geeft de problemen.
Zoals men in ieder elektronica-boek kan
vinden, zijn er drie "klassieke” instellin-
gen voor een eindversterker. Bij klasse B
loopt er helemaal geen ruststroom door
de eindtransistoren, zodat hier ook altijd
maar één helft aktief is (welke helft, dat
hangt af van de polariteit van het audiosig-
naal). Deze instelling heeft de vervelende
eigenschap dat er nogal wat vervorming
(cross-over-vervorming) ontstaat rond het
ovemamepunt van de twee helften.
Bij klasse A loopt er juist een flinke
ruststroom door de eindtransistoren, zodat
ze beide geleiden. De transistoren staan
hier altijd fijn in hun werkgebied te "rege-
len" en hoeven niet te schakelen, zodat
de vervorming minimaal is. Het nadeel:
een flinke warmteontwikkeling.
Dan is er tenslotte nog een kombinatie
3-28
van deze twee: klasse AB. Voor kleine ver-
mogens werkt de eindtrap in een klasse
A-instelling, en bij grotere vermogens in
een klasse B-instelling. De overneemver-
vorming tussen de beide eindtraphelften
wordt hierdoor sterk gereduceerd.
Dat waren heel in het kort de verschillen-
de "klassen”. In de meeste eind verster-
kers wordt een klasse AB-instelling
toegepast, in verband met de geringe
warmte-ontwikkeling. Wil men echter wer-
kelijk het onderste uit de kan halen bij
een topklasse-audio-installatie, dan vormt
de klasse A-versterker nog altijd het neus-
je van de zalm op eindversterkergebied.
In verband met de grote warmte-
ontwikkeling is het niet mogelijk om een
klasse A-versterker erg grote vermogens
te laten leveren. Maar vooral in aktieve
systemen is een vermogen van zo'n 20 W
ruim voldoende voor midden en hoog.
Ook mensen die niet op zulke hoge nivo’s
draaien met hun passieve boxen kunnen
hiermee uitstekend uit de voeten in een
gewone huiskamer.
Het leuke van het hier voorgestelde ont-
werp is, dat het naar keuze van de gebrui-
ker in klasse A of klasse AB kan worden
ingesteld. Bij AB is het geleverde vermo-
gen wat groter. Voor beide klassen kun-
nen we u vertellen dat de kwaliteit
uitstekend en de vervorming gering is.
Maar voor dat subtiele verschil, die juist
de AXL- versterker
elektuur maart 1985
En dan nu de AXL
Na al dat ge-A, ge-B en ge-AB gaan we nu
AXL-len. Hoe ziet een kwaliteits-
zelfbouwversterker eruit met drie mogelij-
ke (A, AB of B) instellingen van de eind-
trap? Hij mag niet al te groot zijn. Verder
moet-ie degelijk en betrouwbaar zijn.
Eerst maar de kwestie van het uitgangs-
vermogen. Ideaal is natuurlijk een verster-
ker met een klasse A-uitgangsvermogen,
gelijk aan dat van de (grote) Crescendo
(december 1982). En als dat niet kan, op
grond van de zojuist geformuleerde eisen,
misschien een A-versie van de mini-
Crescendo (mei 1984)? Dat het allemaal
niet zo simpel is moge blijken uit wat
nuchter rekenwerk. Stel dat een A-
uitgangsvermogen van 60 watt in 8 ohm
gewenst is. Men kan berekenen dat daar-
bij een uitgangsstroom van 3,88 A en een
uitgangsspanning van 31,1 V horen (beide
piekwaarden). Hieruit volgt een minimale
ruststroom van Vz x 3,88 = 1,94 A en een
nog merkbare laatste verbetering van uw
topklasse-installatie. . .probeer het eens
met A!
minimale voedingsspanning van 2 x 31,1 =
62,2 V In rust wordt er dus minstens 62,2
x 1,94 = 120,7 watt in warmte omgezet! Dat
is tweemaal het maximale uitgangsvermo-
gen. (Het theoretische rendement van een
Figuur 1. Het schema van
de AXL-versterker.
3-29
de AXL- versterker
elektuur maart 1985
1.5 at
BI* B80C1
Figuur 2. Een gemeen-
schappelijke (a) en een
gescheiden <b) voeding
voor de AXL- versterker.
Figuur c toont een zwaar-
dere voeding voor het
geval dat men de AXL als
een konventionele klasse
B-versterker (met een
hoger uitgangsvermogen)
wil gebruiken.
centraal
aardpunt
45 ... 50 V
A-eindtrap bedraagt 50%; bij toenemende
uitsturing neemt de dissipatie af tot uiter-
lijk de helft van de rustwaarde.) Let wel: in
het voorbeeld is uitgegaan van minimum-
waarden voor de voedingsspanning en de
ruststroom. In de praktijk zullen beide
grootheden hoger in waarde moeten wor-
den gekozen. En dat was nog maar één
kanaal van een stereo-versterker!
Een flinke klasse A-versterker lijkt dus
meer op een straalkacheltje dan op een
hifi-versterker. Willen we de afmetingen
en de kosten niet te hoog opvoeren, dan
zal het geleverde vermogen vrij beschei-
den moeten worden gehouden.
De nog niet zo lang geleden gepubliceer-
de mini-Crescendo heeft model gestaan
voor de AXL-versterker. Dat wil zeggen: er
is uitgegaan van een symmetrische ver-
sterker met twee MOSFETs in de eind-
trap. Zowel kwa kosten als afmetingen is
gestreefd naar een opzet die vergelijkbaar
is met de mini-Crescendo. Hiermee zijn
de diverse maximumwaarden voor span-
ningen, stromen en vermogens al vast-
gelegd.
De AXL ontleed
Op het eerste gezicht ziet het schema
(figuur 1) er ingewikkeld uit, maar aange-
zien de bovenste helft van figuur 1 precies
zo ingewikkeld is als de onderste helft
(symmetrie), is de komplexiteit van het
schema al tot de helft gereduceerd.
Iedere versterker is op te splitsen* in een
ingangstrap, een tussentrap en een eind-
trap. Zo ook de AXL-versterker. Eerst maar
de ingangstrap. Deze bestaat uit een dub-
bele, symmetrische verschilversterker.
Een verschiltrap bestaat uit twee transis-
toren. Hier is elke transistor gerealiseerd
in de vorm van een kaskode van twee
transistoren (T5, T6, T7, T8 "bovenop” Tl,
T2, T3, T4). Een kaskode is een supertran-
sistor met een zeer geringe terugwerking
van de kollektor naar de basis. Verder
gedraagt zo’n transistor zich op zijn kollek-
tor nagenoeg als een ideale stroombron.
Bovendien krijgen Tl . . .T4 nu niet de
volle enkelzijdige voedingsspanning op
hun dak; er zijn nu typen met een hoge
stroomversterkingsfaktor mogelijk en dat
heeft op zijn beurt weer positieve invloed
op de bijdrage aan de uitgangsoffsetspan-
ning door een eventuele onbalans in de
ingangsstromen van Tl & T3 en T2 & T4.
De uitgangsspanning van de dubbele ver-
schiltrap staat over de weerstanden R13 en
R14 en wordt via de emittervolgers T9 en
T10 doorgegeven aan de eigenlijke tus-
sentrappen: de drivers Til en T12. Hierbij
deed zich het probleem voor, waar we
met de kollektors van T9 en T10 heen
moesten. Doorverbinden met de kollektor
van Til, respektievelijk T12, zou resulteren
in een hogere verzadigingsspanning van
de drivers. Bovendien zouden die emitter-
volgers dan moeten zijn berekend op de
totale voedingsspanning van de AXL en
dat zou de keuze van een type met een
lagere stroomversterkingsfaktor hebben
ingehouden. Gelukkig bieden de zenerdi-
3-30
de AXl- versterker
elektuur maart 1985
oden Dl en D2, die nodig zijn voor de
instelling van de dubbele ingangstrap,
een buitengewoon geschikt aankno-
pingspunt voor de genoemde kollektors.
In tegenstelling tot de situatie bij de
beide Crescendo-ontwerpen zijn de dri-
vers Til en T12 niet als kaskode uitge-
voerd. Dat houdt verband met het feit dat
er hier gekozen is voor spanningssturing
van de eindtrap (via de komplementaire
emittervolger T13 + T14, die via R22 op
een voldoend hoge stroom is ingesteld).
Daardoor komt de mogelijkheid te verval-
len om, ten behoeve van de frekwentie-
kompensatie van de versterker, gebruik te
maken van de "ingebouwde” ingangska-
paciteit van de MOSFET’s. Die frekwentie-
kompensatie vindt nu plaats via de
Miller-kapaciteiten C7 en C8, die in wezen
tussen de kollektor en de basis van Til en
T12 zijn geschakeld.
Tussen de driver-kollektor is het simpele
ruststroomcircuit opgenomen dat bestaat
uit PI, C9, D7 en D8. De dioden dienen
als temperatuurkompensatie van de met
PI ingestelde ruststroom en ontnemen
hun temperatuur globaal aan de tempera-
tuur van de koelplaten van T13 en T14.
Echt Pietje precies hoeft de tempera-
tuurstabiliteit van de ruststroom overigens
niet te zijn, gezien de uitstekende thermo-
elektronische eigenschappen van de
MOSFET’s.
De weerstanden R20 en R21 vormen een
belasting voor de drivers. De waarden van
deze weerstanden zijn zodanig gekozen
dat enerzijds de spanningsversterking van
de drivers behoorlijk hoog is, maar ander-
zijds de bijdrage van die weerstanden (via
het stroomversterkingsmechanisme van
T13 plus T14) aan de gate-stuurimpedanties
van T15 en T16 verwaarloosbaar zijn (ten
opzichte van R23 + R25, respektievelijk
R24 + R26).
Dan de eindtrap. Voor allerlei details over
MOSFET’s en de aansturing ervan wordt u
verwezen naar het Crescendo-artikel van
december 1982. In dit ontwerp is voor
spanningssturing gekozen omdat de linea-
riteit van de eindtrap iets beter is (zeg
maar gerust: nóg beter) dan in het geval
van stroomsturing. Bovendien is de uit-
gangsimpedantie van de eindtrap zonder
tegenkoppeling veel lager. De hogere
lineariteit en de lagere uitgangsimpedan-
tie hebben tot gevolg dat er minder
tegenkoppeling nodig is om dezelfde
"performance” te krijgen, en dat is een
goede zaak, want tegenkoppeling is
eigenlijk een noodzakelijk kwaad.
De dioden D3 . . . D6 vormen een simpele,
maar uitermate doeltreffende stroombe-
grenzing van de MOSFET’s. Het netwerk
R29/C14 verhoogt de stabiliteit bij hoge
frekwenties en in onbelaste toestand. De
weerstanden R27 en R28 spelen een rol
als stabilisator van de gelijkstroominstel-
ling van de eindtrap. Het netwerk L1/R30
isoleert tot een zekere mate een kapacitie-
ve belasting van het punt waarvan (via R4)
het tegenkoppelsignaal wordt afgenomen.
De kondensatoren CIO. . .C13 verzorgen
de lokale ontkoppeling van de voe-
dingsspanningen op de print.
Alle totnutoe besproken onderdelen zijn
in hun totaliteit voor te stellen als een
symmetrisch gevoede opamp, waarbij de
basis van Tl & T3 de inverterende ingang
is en de basis van T2 & T4 de niet-
inverterende ingang. We zien dat er geen
wisselspanning op de niet-inverterende
ingang staat (R19 is immers overbrugd
door C15, een "dikke” kondensator). Tus-
sen de uitgang en de inverterende ingang
zit R4. De inverterende ingang is tevens
via R2 en R3 op de ingang van de verster-
ker aangesloten. De spanning op het
knooppunt van R1 en R2 verschijnt op de
uitgang, versterkt met een bedrag
— R4/(R2 + R3). Hierbij gaan we er van uit
dat de uitgangsimpedantie van de voor-
versterker verwaarloosbaar klein is. Voor
gelijkspanning loopt de versterking terug
tot een waarde — R4/(R1 + R2 + R3).
Tot slot nog twee RC-netwerken. De paral-
lelschakeling van Cl, C2 en C3 zorgt in
samenwerking met R1 voor het uitfilteren
van gelijkspanning en ongewenste "DC-
audio". C4 zorgt er samen met R2 voor dat
onnodig hoogfrekwente ingangssignalen
(boven pakweg 60 kHz) niet tot de ingang
van de versterker doordringen. Dat door
die C4 de AXL niet supersnel reageert op
de flanken van een blokgolf, wel, dat is
dan jammer voor al die mensen die de
zogenaamde "slew rate” zo verschrikkelijk
belangrijk vinden. De AXL is ook bedoeld
voor de verwerking van audio-signalen en
je kunt hem niet gebruiken als klokgene-
rator voor de microprocessor!
Het voordeel van het gekozen ingangs- en
tegenkoppelcircuit is dat er. afgezien van
Cl. . .C3 (die bij aansluiting op de
Prelude-voorversterker kunnen vervallen)
geen "dikke" kondensatoren (zoals elko’s)
in de diverse audio-signaalwegen zitten.
De nadelen van deze opzet zijn de betrek-
kelijk lage ingangsimpedantie en wat
offset-problemen (zie praktijkgedeelte).
De praktijk
De praktische opzet van de AXL is gelijk
aan die van de grote en de kleine Cre-
scendo. Het kan dan ook geen kwaad om
de desbetreffende artikelen er nog eens
(of alsnog) op na te slaan. Dit koncept
houdt in dat de eindtransistoren op de
print zijn gemonteerd; de koppeling met
de koelplaat vindt plaats via een alu-
minium hoekprofiel. Op deze wijze komt
de kritische bedrading te vervallen. De
totale versterkerkonstruktie kan hierdoor
zeer kompakt worden gehouden.
In figuur 2 treft u een aantal voedings-
schema’s aan. De keuze hangt af van de
vraag of u het "gewoon” wilt doen of
"luxe". Figuur 2a toont een voeding met
één trafo, voor de beide kanalen van een
stereo-AXL. De forse afvlakking (10.000 ^F
per voedingsspanning) is géén overbodi-
ge luxe omdat anders de rimpelspanning
op de voedingslijnen, als gevolg van de
hoge ruststroom, te groot wordt. Niet dat
die rimpelspanningen het audiosignaal op
zijn weg door de versterker beïnvloeden.
3-31
de AXL-versterker
elektuur maart 1985
Figuur 3. De print van de
AXL-versterker. Vergeet
niet PI helemaal linksom
te draaien!
maar die spanningen hebben wel een ver-
laging van de uitsturingsruimte tot gevolg.
In figuur 2a is aangegeven dat er per
kanaal twee nulleidingen zijn: één luid-
sprekeraansluiting en één aansluiting op
de print (zie figuur 3). De voedingsnul
wordt ter plaatse doorverbonden met de
versterkerkast. Andere aardverbindingen
kunnen echter achterwege blijven. Dat
betekent dus dat u de cinch-bussen voor
de versterkeringangen geïsoleerd moet
monteren. De verbindingen tussen deze
bussen en de versterkerprinten maakt
men met twee stukjes afgeschermd kabel,
waarvan de afscherming in beide kanalen
aan beide uiteinden moet worden aan-
gesloten.
De voeding volgens figuur 2b is voor lin-
ker en rechter kanaal gescheiden uitge-
voerd. Per kanaal is er een groter
trafovermogen beschikbaar. Verder is de
bufferkapaciteit verdubbeld. Een dergelij-
ke uitvoering van de voeding treft u ook
aan in een aantal dure en zeer dure ver-
sterkers. Er kan nu gegarandeerd geen
terugwerking via de voeding van het ene
naar het andere kanaal plaatsvinden.
Het schema van de AXL is zodanig van
opzet dat er ook een konventionele klasse
B-versterker (met een hoger uitgangsver-
mogen) mee kan worden gerealiseerd. (Er
is maar één wijziging nodig: de werkspan-
ning van CIO en C12 moet tot 64 V worden
verhoogd.) Uiteraard is dan wel een hoge-
re voedingsspanning nodig. Figuur 2c
geeft alle informatie over die voeding.
De bebouwing van de versterkerprinten
behoeft verder geen toelichting. Let erop
dat de dioden D7 en D8 rechtop worden
gemonteerd en de weerstanden R25 en
R26 een plaatsje krijgen aan de koperzij-
de van de print. In de Crescendo-
artikelen is uitgebreid aandacht besteed
aan de montage van de MOSFET’s, het
aluminiumprofiel en de koelplaat. Ook
allerlei andere praktische informatie komt
daar uitgebreid aan de orde. Op de foto
kunt u overigens duidelijk zien hoe alles
in elkaar komt te zitten.
Voordat de versterker, na de bouw en een
gedegen kontrole, in gebruik kan worden
genomen, moet eerst de offset-
gelijkspanning op de uitgang van de ver-
sterker worden gekontroleerd en eventu-
eel worden gekorrigeerd. Daarna moet de
ruststroom nog worden ingesteld. Draai
voor het inschakelen van de voedings-
spanning eerst PI helemaal linksom!
Het is van belang dat de gelijkspanning
op de uitgang van de AXL-versterker zo
klein mogelijk is. Het ideaal is natuurlijk
nul millivolt, maar maximaal 50 mV (posi-
tief of negatief), daar valt best mee te
leven. De gebruikelijke methode om deze
3-32
gelijkspanning te verminderen of weg te
regelen is het opnemen van een potmeter
in het emittercircuit van de ingangsver-
schilversterker. Nu bezit de AXL twee van
die versterkers, dus dat zou twee instel-
potmeters betekenen. Het gaat eigenlijk
net zo goed door de weerstanden
R5. . .R8 aan te passen, afhankelijk van de
polariteit van de uitgangsgelijkspanning.
Meet eerst de uitgangsgelijkspanning
(AXL onbelast en niet uitgestuurd). Is deze
negatief, dan moeten we R6 en R7 verla-
gen met een bepaald bedrag en R5 en R8
met datzelfde bedrag verhogen. De optel-
som van R5 + R6, respektievelijk van R7
+ R8, blijft dus ongewijzigd. Begin voor-
zichtig met:
R6 = R7 = 120 ohm; R5 = R8 = 180 ohm.
Indien de uitgangsgelijkspanning voldoen-
de is gestegen (minder dan 50 mV nega-
tief), dan is men klaar. Zo niet, dan moet
de weerstandsonbalans nog verder wor-
den vergroot:
R6 = R7 = 100 ohm; R5 = R8 = 220 ohm.
Voor het verlagen van een eventuele te
grote positieve uigangsgelijkspanning
moet men de weerstandsonbalans juist in
de andere richting bewerkstelligen, dus
R6 en R7 verhogen, R5 en R8 verlagen.
Tot slot de instelling van de ruststroom.
Deze kan worden gemeten door de span-
ning over R27 of R28 te meten met een
DC-millivoltmeter (circa 25 mV per
100 mA), of door een DC-stroommeter op
te nemen in serie met de positieve of
negatieve voedingsaansluiting.
De hamvraag luidt natuurlijk: welke waar-
de kiest u voor de ruststroom? U kunt kie-
zen uit het bereik van 100 mA tot 1 A. De
laagste waarde heeft betrekking op een
normale klasse B-instelling. Naarmate
men, binnen het aangegeven bereik, een
hogere ruststroom kiest, stijgt het maxima-
le uitgangsvermogen in klasse A, waarbij
het absolute maximale uitgangsvermogen,
(met AB-instelling) gelijk blijft. Let er op
dat voor pure klasse A-instelling niet meer
dan ± 30 V voedingsspanning mag wor-
den aangelegd, anders wordt de dissipa-
tie te groot. De koellichamen moeten
natuurlijk worden aangepast aan de geko-
zen ruststroom-instelling (veel ruststroom:
groot koellichaam). H
de AXL-versterker
elektuur maart 1985
Onderdelenlijst (mono-
uitvoering)
Weerstanden:
R1 ■ 10 k
R2 = 1k8
R3 = 8k2
R4 = 180 k
R5,R6,R7,R8 < R22 = 150 Q
R9.R11 = 3k3
R10.R12 = 12 k
R13.R14 = 2k7
R15.R16 = 1 k
R17.R18 = 82 Q
R19 = 18 k
R20.R21 = 22 k
R23.R24 = 100 Q
R25.R26 = 220 Q
R27.R28 = 0Q22 5 W
R29 = 10 Q 1 W kool
R30 = 1Q1W kool
PI = 1 k instelpotmeter
Kondensatoren:
C1.C2.C3.C15 = 820 n
MKM
C4 = 1 n styroflex
C5.C6 = 47 y/25 V
C7.C8 = 47 p styroflex
C9 = 220 y/ 10 V
C10.C12 = 100 y/40 V of
63 V (zie tekst)
C11.C13 = 220 n
C14 = 22 n
Halfgeleiders:
T1.T2.T5.T6.T10 =
BC 550 C
T3.T4.T7.T8.T9 = BC 560C
T11.T14 = BF 470
T12.T13 = BF 469
T15 = 2SK134
T16 = 2SJ49
D1.D2 = 15 V/400 mW
zenerdiode
D3.D6.D7.D8 = 1N4148
D4.D5 = 12 V/400 mW
zenerdiode
Geschatte bouwkosten:
1 200,— (inkl. print en
koeling, exkl. voeding)
3-33
donkergevoelige
lichtschakelaar
elektuur maart 1985
Het aantal inbraken in woonhuizen neemt hand over hand toe, de
kranten staan er vol van. Fabrikanten van alarminstallaties en hang-
en sluitwerk voor deuren en ramen doen goede zaken. De vaak
pittige prijskaartjes die zij aan hun produkten hangen, blijken
nauwelijks een remmende werking op de verkoop te hebben.
Kennelijk gaan zij ervan uit dat degene die wat te beveiligen heeft, er
ook de centen voor op tafel kan leggen.
Maar moet het allemaal meteen zo duur? De praktijk heeft
uitgewezen dat de meeste inbraken in het donker worden gepleegd
en dat een goede buitenverlichting een afschrikkende werking op
inbrekers heeft. Vandaar deze donkergevoelige lichtschakelaar.
donkergevoelige
lichtschakelaar
automatische
buitenverlichting
tegen inbrekers
Het grote voordeel van deze elektronische
lichtschakelaar in vergelijking met zijn
mechanisch ekwivalent is het gemak dat
hij biedt; op het moment dat het rondom
uw huis te donker wordt, schakelt hij de
buitenlamp bij voor- en/of achterdeur aan
en wanneer ’s morgens de zon weer aan
de horizon verschijnt, dooft de buitenver-
lichting. Hoe donker en hoe licht het
daarvoor moet zijn, bepaalt u zelf door
middel van een instelpotentiometer voor
de schakeldrempel en door de keuze van
een weerstand voor de schakelhysteresis.
De donkergevoelige lichtschakelaar maakt
gebruik van een LDR als elektronisch
oog, waarmee hij naar buiten kijkt hoe
donker of licht het is.
In figuur 1 is het schema gegeven van de
komplete elektronische schakelaar. Opval-
lend is het geringe aantal komponenten.
Dat is mogelijk gemaakt door de toepas-
sing van een geïntegreerde netgesynchro-
niseerde triggerschakeling voor triacs en
thyristors, de TDA 1024. Het prettige van
dit IC is dat het via een serieschakeling
van een weerstand (R4) en een kondensa-
tor (C2) direkt uit het 220 V-lichtnet
gevoed kan worden; dat maakt een aparte
voeding overbodig. Kondensator C2 is
hierbij de stroombeperkende komponent,
terwijl weerstand R4 de stroom begrenst
bij het sluiten van de mechanische licht-
schakelaar SI en de stroom die het gevolg
is van hoogfrekwente netstoringen.
De eigenlijke schakelfunktie wordt waar-
genomen door een triac, Tril in het sche-
ma. Steeds op de nuldoorgangen van de
sinusvormige lichtnetspanning ontvangt
deze van IC1 een triggerpuls, en dat uiter-
aard alleen als het donker is. Triggering
op de nuldoorgangen heeft als voordeel
dat hoogfrekwente storingen bij het in- of
uitschakelen van de belasting tot een
minimum beperkt blijven. Zou de triac
Figuur 1. De donkergevoe-
lige lichtschakelaar kon-
troleert door middel van
een LDR het buitenlicht
en schakelt automatisch
's avonds de buitenver-
lichting aan en 's mor-
gens weer uit. De
geïntegreerde netgesyn-
chroniseerde triggerscha-
keling. de TDA 1024,
maakt een kompakte
opbouw van de schake-
ling mogelijk. Eén van de
voordelen van netgesyn-
chroniseerde triggering is
dat de levensduur van een
gloeilamp aanzienlijk ver-
lengd wordt. Vooral voor
buitenverlichting een
belangrijk voordeel.
3-34
namelijk op een willekeurig tijdstip in
geleiding komen, dan kunnen er steile
stroomflanken ontstaan, die zeer rijk zijn
aan harmonischen en zonder ontstoorfil-
ters lichtnet vervuiling veroorzaken. Een
ander voordeel van netsynchronisatie is
dat de inschakelstroom bij een gloeilamp
in koude toestand tot een minimum
beperkt blijft. Dat is niet alleen prettig
voor de triac, maar komt ook, en dat is
voor deze toepassing toch zeer belangrijk,
de levensduur van de lamp ten goede; het
minimale aantal branduren wordt aanzien-
lijk vergroot (zie daartoe ook Elektuur
sept. '84, blz. 9-57: "lampenspaarder”).
De TDA 1024 levert slechts kortstondige
triggerpulsen. Een kontinue gate-stroom
zou namelijk een te grote warmte-
ontwikkeling in het IC zelf en in de
weerstanden R3 en R4 tot gevolg hebben;
door deze komponenten moet immers de
trigger-energie uit het lichtnet betrokken
worden. Weerstand R3 bepaalt de tijds-
duur van de trigger-pulsen en zorgt
samen met de in het IC ondergebrachte
nuldoorgangsdetektor voor de synchroni-
satie hiervan met de nuldoorgangen van
de netspanning. De waarde van weerstand
R3 is zo gekozen dat aan het einde van de
trigger-puls de momentele stroom door
de belasting (lamp La) zeker groter is dan
de houdstroom van de triac. Zou dat
namelijk niet het geval zijn, dan spert de
triac meteen weer na het wegvallen van
de gate-puls. Wanneer een lamp van een
te laag vermogen wordt gebruikt, dan zal
deze niet aan oplichten toekomen of in
een grensgeval knipperen. Dat laatste
wordt veroorzaakt door de asymmetrie in
de houdstromen, en is het geval wanneer
de (momentele) belastingsstroom na het
wegvallen van de gate-puls slechts groter
is dan één van de twee houdstromen van
de triac. Vandaar dat er in het schema
voor de lamp (of lampen) naast een maxi-
maal ook een minimaal vermogen van
25 watt staat vermeld. Bij gebruik van een
triac van het type TAG 226, waarvan zowel
de positieve (van A2 naar Al) als de nega-
tieve houdstroom (van Al naar A2) bij
25 °C maximaal 10 milli-ampère bedraagt,
zal de schakeling zelfs bij temperaturen
om het vriespunt en een lampvermogen
van 25 watt het nog niet laten afweten.
Grotere lampvermogens (tot 200 watt) of
een gevoeligere triac laten nog lagere
temperaturen toe. Dat laatste is van belang
bij plaatsing van de elektronica buiten,
maar daarop komen we verderop in dit
artikel nog terug.
Het RC-netwerk Rl/Cl, dat over de triac is
geschakeld, heeft de taak om eventuele
hoogfrekwente netstoorpulsen, afkomstig
van andere verbruikers, te beletten de
triac ongewild in geleiding te doen
komen. Het netwerk vormt dus (nagenoeg)
een kortsluiting voor steile spannings-
flanken die over de triac zouden willen
ontstaan (het is een zogenaamd du/dt-
netwerk).
Rest ons alleen nog een toelichting te
geven op het linker gedeelte van het
schema in figuur 1, alvorens we een toe-
lichting geven over de praktische uitvoe-
ring van het ontwerp.
Zoals gezegd, fungeert een lichtafhankelij-
ke weerstand (LDR, R8) als elektronisch
oog. Deze LDR is opgenomen in een
zogenaamde Brug van Wheatstone, waar-
van de ene tak door weerstand R7 en de
LDR zelf gevormd wordt, en de andere
door de potmeter PI. Met potmeter PI kan
de brug zo ingesteld worden dat de lamp
aanspringt wanneer buiten de duisternis is
ingevallen. De spannings(on)balans in de
brug wordt gemeten door de zich in het
IC bevindende komparator, waarvan de
ingangen verbonden zijn met de pennen 4
en 5. Het netwerk C4/R6 en de parallel-
vervangingsweerstand van R7 en R8 ver-
tragen de werking van de brug; felle blik-
semschichten en andere kortstondige
lichtveranderingen hebben daardoor geen
uitwerking meer. Kondensator C3 zorgt
voor hoogfrekwente tegenkoppeling van
de komparatoringangen. Kondensator C5
vlakt de door het IC geleverde brugspan-
ning af.
Om te voorkomen dat de schakeling tij-
dens de licht/donker-overgangen en lang-
zame fluktuaties in het buitenlicht zich
wispelturig gedraagt, is het IC van huis uit
voorzien van een schakelhysteresis, die
met weerstand R5 tussen twee grenzen
extern kan worden vastgelegd. De waarde
van R5 mag liggen tussen 0 (draadbrug)
en °o (open), de hysteresis bedraagt dan
respektievelijk 300 en 10 tot 30 millivolt
(spanningsonbalans in de brug); wij heb-
ben in ons ontwerp voor een praktisch
gemiddelde gekozen.
donkergevoelige
lichtschakelaar
elektuur maart 1985
VOORKOMING
MISDRIJVEN
Een zaak van de politie èn u.
3-35
donkergevoelige
lichtschakelaar
elektuur maart 1985
Figuur 2. De print voor de
donkergevoelige licht-
schakelaar past in de
meeste installatiedozen
voor VMVK-kabel. Specia-
le aansluitblokjes voor
printmontage maken de
aansluiting ervan op de
lichtnetdraden erg
gemakkelijk. De triac
hoeft niet gekoeld te wor-
den voor lampvermogens
tot 200 watt. Hogere wat-
tages. ook met koeling
van de triac. zijn af te
raden; in de waterdichte
kabeldoos wordt het al
vlug te warm.
Onderdelenlijst
Weerstanden:
R1 = 68 Q
R2 = 47 Q
R3 = 680 k
R4 m 390 Q
R5 = 470 Q
R6 = 22 k
R7 = 47 k
R8 = LDR, donkerweer-
stand 50... 100 k
PI = instelpotmeter 100 k
Kondensatoren:
Cl = 100 n/400 V
C2 = 220 n/400 V
C3 = 100 n
C4 = 100 M /10 V-
C5 = 470 M /25 V
Halfgeleiders:
IC1 = TDA 1024
Tril ■ triac, min. 4 A/
400 V. max. houdstroom
+ 10 mA, max. positieve
triggerstroom 10 mA; bijv.
TAG 226, TAG 227,
gevoeligere typen:
TAG 206, TAG 207
Diversen:
2- en 3-voudig
aansluitblokjes voor
printmontage
EPS-print bestelnr. 85021
Geschatte bouwkosten
/ 35, — (inkl. print)
De praktische kant toegelicht
Dank zij de toepassing van de geïnte-
greerde triggerschakeling kon de voor de
donkergevoelige lichtschakelaar ontwor-
pen print van beperkte afmetingen blij-
ven; het printje (figuur 2) meet 6,5 x 5 cm
en past in de meeste lasdozen voor
VMVK-kabel (u kent ze wel, die grijze of
zwarte vierkante installatiedozen met die
wartels waarin de grijze VMVK-kabel
geklemd wordt; zie figuur 3). Moet u nog
een doos kopen, neem er dan gelijk drie
wartels bij. Natuurlijk kan de print ook in
een in uw elektrische installatie aanwezi-
ge kabeldoos ondergebracht worden, mits
daar natuurlijk nog plaats in is en deze
doos deel uitmaakt van dezelfde groep
(dezelfde netzekering) waarop ook de al
bestaande buitenlamp(en) is aangesloten.
We gaan er voor de verdere beschrijving
vanuit dat u de buitenlamp nog moet
installeren. Vanuit een gunstig gelegen
elektrische leiding of doos legt u een
5/8” PVC-buis naar het punt waar de
kabeldoos met de print geplaatst wordt. In
deze leiding neemt u nog een mechani-
sche schakelaar (SI in figuur 1) op. De
kabeldoos moet bij voorkeur binnenshuis
geplaatst worden; lage winterse tempeta-
turen maken de triac minder gevoelig en
kwaadwilligen kunnen de zaak vernielen.
Kan het echt niet anders, gebruik dan een
gevoeligere triac (bijvoorbeeld TAG 206 of
TAG 207) of gebruik een lamp van mini-
maal 40 watt en plaats de doos buiten
handbereik. Vanuit de kabeldoos vertrekt
een drie-aderige VMVK-kabel naar de bui-
tenlampen) en een 5/8” -PVC-buis (voor
de LDR) mondt vrij buiten uit. In figuur 4
is dat allemaal in tekening gebracht. Voor
het aanbrengen van de PVC-buizen in de
kabeldoos, verwijdert u de harde en de
zachte ringen die in de wartels zitten.
Doet u dat niet, dan ontstaan er straks pro-
blemen met het doorvoeren van de dra-
den. In de wartel voor de VMVK-kabel
worden de ringen niet verwijderd, maar
over de kabel geschoven, waardoor deze
na het aandraaien van de wartel stevig
vastzit.
Zijn de leidingen gelegd, dan kan met de
bedrading begonnen worden. In de PVC-
buizen trekt men installatiedraden van de
in figuur 4 aangegeven doorsneden en
kleuren. De tussen haakjes vermelde
kleuren hebben betrekking op een verou-
derde norm die nog in de oudere huizen
werd toegepast. Als u toch nog moet gaan
installeren, trek dan meteen een aard-
draad (geel/groen) naar de buitenlamp
door, zodat een metalen armatuur geaard
kan worden. De aarddraden worden in de
kabeldoos door middel van een lasdop
doorverbonden.
De buis waarin de LDR wordt onderge-
bracht, zaagt u gelijk met de buitenmuur
af. Met wat doorzichtige siliconenkit wordt
de LDR waterdicht in het buisuiteinde
vastgezet. Stukjes isolatiekous over de aan-
sluitdraden van de LDR zorgen ervoor dat
er geen sluiting kan ontstaan.
Als lichtbron komen alleen gloeilampen
(25 tot 200 watt totaal vermogen) in aan-
merking. TL-buizen en de moderne SL-
lampen zijn hier niet geschikt; door hun
induktieve karakter komt de triac-
triggering in de problemen. Gebruik een
stevig armatuur, eentje dat niet eenvoudig
vernield kan worden en plaats dit buiten
handbereik.
Als laatste volgt dan de afregeling van de
donkergevoelige lichtschakelaar. Wacht
tot het volgens u donker genoeg is gewor-
den en stel met een goed geïsoleerde
schroevedraaier (spanningszoeker) potme-
ter PI zo in dat de lamp net aanfloept, en
klaar is Kees. Vergeet u niet de mechani-
sche schakelaar (SI) ingeschakeld te hou-
den, daar anders de schakeling uiteraard
haar werk niet kan doen. Overbodig is
deze schakelaar niet, omdat de elektroni-
ca spanningsloos gemaakt moet kunnen
worden.
Is uw huis al voorzien van buitenverlich-
3-36
donkergevoelige
lichtschakelaar
elektuur maart 1985
Figuur 3. Foto van de in
een installatiedoos onder-
gebrachte donkergevoeli-
ge lichtschakelaar. Het
eerste opgebouwde exem-
plaar heeft inmiddels al
een half jaar trouwe
dienst bij zijn ontwerper
thuis bewezen (nee. er is
nog niet ingebroken en
een automatische buiten-
verlichting is erg prettig
voor niet-kwaadwillige
bezoekers).
ting, dan plaatst u de elektronische licht-
schakelaar eenvoudig tussen de
aanwezige lichtschakelaar en de buiten-
lamp, eenvoudiger kan het niet.
Het zal u duidelijk zijn dat een automati-
sche buitenverlichting natuurlijk geen
garantie kan zijn dat u in de toekomst van
inbraak gevrijwaard blijft. Met goedkope
maar nuttige middelen als dievenklauwen,
afsluitbare deur- en raamgrendels etc.
kunt u uw huis nog extra beveiligen zon-
der dat het gelijk handen vol geld kost.
Informeer eens bij de politie in uw woon-
plaats, zij kunnen u beslist nuttige infor-
matie verstrekken. M
bruin (groon)
2.5 mm'
VMVK kiW
groen/gMl (griji)
2,5 mm*
85021-4
Figuur 4. Dit installatie-
schema maakt u duidelijk
hoe de zaak aangesloten
moet worden. Gebruik
installatiedraad van de
aangegeven kleuren en
doorsneden. De tussen
haakjes vermelde kleuren
hebben betrekking op
een verouderde
kleurkode.
3-37
19 kHz precisie-kalibrator
elektuur maart 1985
kHz
precisie-kalibrator
eenvoudige
afregelhulp voor
meetinstrumen-
ten
Meetinstrumenten vormen een onontbeerlijk onderdeel van ieder
professioneel of hobby-lab, hoewel aan de andere kant een slecht
meetinstrument erger is dan helemaal geen meetinstrument, omdat
dan foute meetresultaten voor "juist" worden aangezien — en dat is
levensgevaarlijk. Bij zelfgemaakte meetapparatuur is de
nauwkeurigheid altijd weer een moeilijk punt. Dat gold bijvoorbeeld
ook voor de pas gepubliceerde frekwentieteller. Bij de kalibratie duikt
namelijk onvermijdelijk het "kip-ei-probleem" op dat de teller in feite
alleen kan worden afgeregeld met een andere frekwentieteller. Om dit
probleem te omzeilen is deze eenvoudige, doch preciese
kalibratieschakeling in het leven geroepen.
Een meetinstrument dient betrouwbaar èn
precies te zijn. Hoe goed zelfgebouwde
meetapparaten aan die eisen voldoen, is
meestal onbekend. Het enige dat dan uit-
komst biedt, is een vergelijking met
"echte” meetapparatuur. Dit is o.a. ook het
geval bij de frekwentieteller, waarvan de
kristaloscillator met behulp van een goede
frekwentieteller afgeregeld moet worden.
Gelukkig kan de hier beschreven schake-
ling te zamen met een goedkoop FM-
radiootje ons uit deze "kip-ei-situatie”
redden.
19 kHz uit de radio
De 19 kHz-frekwentie is niet zomaar geko-
zen voor deze schakeling. Hier wordt
gebruik gemaakt van de 19 kHz-piloottoon
in FM-stereosignalen. Bij een hifi-
kwaliteitstuner wordt de piloottoon echter
zó goed onderdrukt, dat deze onbruikbaar
voor ons doel is.
De luidspreker- of oortelefoonuitgang van
een mono FM-radio wordt aangesloten op
de ingang van de schakeling. Het band-
doorlaatfilter R1/C1/L1/C2 aan de ingang
verwijdert alle overbodige komponenten
uit het signaal. Tl versterkt het overgeble-
ven 19 kHz-signaal en geeft dit door naar
de ingang van IC1 (pen 3).
De 567 (IC1) is een phase locked loop
(PLL), hier gebruikt als toondekoder. De
funkties van de aansluitingen zijn vermeld
in het schema in figuur 1. De PLL is op
een bepaalde frekwentie ingesteld met de
3-38
1
19 kHz precisie-kalibrator
elektuur maan 1985
5 V
extern aangesloten timing-komponenten
C7/R5/P1. Met de aangegeven waarden is
deze frekwentie 19 kHz. Het houdgebied
van de oscillatorfrekwentie wordt bepaald
door C5, terwijl C4 het effekt van onge-
wenste signalen buiten het houdgebied
aan de uitgang (pen 8) onderdrukt.
Als IC1 een ingangssignaal binnen het
gekozen frekwentiegebiedje detekteert,
zal de PLL invangen. De output wordt dan
laag, zodat Dl (geel) oplicht. Als de PLL
niet goed invangt zal C8 via D2 opgeladen
blijven, zodat D3 (groen) niet kan oplich-
ten. Zodra de PLL definitief ingevangen is
op het 19 kHz-signaal zal T2 sperren, zodat
D3 èn Dl beide oplichten. Aan pen 5 van
IC1 staat dan een blokgolf met een fre-
kwentie van precies 19 kHz.
Bouw en afregeling
De schakeling behoort zorgvuldig te wor-
den opgebouwd, waarbij enkele punten
bijzondere aandacht verdienen. De bedra-
ding moet zo kort mogelijk gehouden
worden. Maak de aardleiding en de voe-
dingsleiding niet al te dun. Voorts dient
ontkoppelkondensator C6 zo dicht moge-
lijk over de voedingsaansluitingen van IC1
(pen 4 en 7) te worden geplaatst.
De afregeling is simpel: sluit de luidspre-
ker- of oortelefoonuitgang van een mono
FM-radio aan op de ingang van de scha-
keling. Stem de radio af op een (liefst
sterk) station, waarvan men weet dat er in
stereo uitgezonden wordt. Stel dan PI zó
in dat de groene LED nog net oplicht bij
minimaal ingangssignaal. Draai hierna het
volume van de radio weer op en stem op
een ander station af. De gele LED licht op
als de PLL invangt. De groene LED zal
alleen oplichten als er niet al te veel ruis
in het signaal zit. Verhoog dan het volume
en/of stem af op een ander station totdat
de groene LED kontinu oplicht. Als er zo
enkele stations "getest” zijn, mag er aan-
genomen worden dat de schakeling goed
werkt. Het uitgangssignaal is dan precies
19 kHz.
Tenslotte nog een paar opmerkingen over
het gebruik van de schakeling. Allereerst
is het aan te raden om af te stemmen op
een "rustig" station, bijvoorbeeld met een
klassiek programma. De kans op ruis en
andere interferentiestoring is daarbij een
stuk kleiner dan bij een doorsnee-
muziekprogramma.
Het tweede punt betreft de precisie van
het uitgezonden piloottoonsignaal. Vol-
gens de EBU (European Broadcasting Uni-
on>norm dient de piloottoon 19 kHz
± 2 Hz te zijn; de toegestane tolerantie
bedraagt dus zo’n 0,01%. Dat deze waarde
ruimschoots wordt gehaald, bewezen de
tests in ons lab, waar de nauwkeurigheid
binnen 0,001% bleek te liggen.
Nog een praktische tip voor het afregelen
van de yP-frekwentieteller: Laat de teller
even opwarmen en meet daarna het
19 kHz-signaal met de A-input. Regel nu
de kristaloscillator af totdat het display
"19.0000 KHZ" laat zien.
Vanzelfsprekend hoeft het gebruik van de
schakeling niet beperkt te blijven tot het
kalibreren van de ^P-frekwentieteller. In
principe kan ze overal dienst doen waar
de stabiele frekwentie nodig is. H
Figuur 1. Een goedkoop
FM-radiootje kompleteert
het schema tot een effek-
tieve 19 kHz-kaiibrator.
Het is r.ïogelijk om de
voeding voor de kalibrator
(9 V) te betrekken uit de
bestaande voeding van de
radio. De schakeling trekt
ongeveer 40 mA (beide
LED's aan). Is dit niet
mogelijk. dan kan de
schakeling gevoed wor-
den met batterijen of met
een aparte voeding.
3-39
een "plus"punt
voor de ZX-Spectrum
elektuur maart 1985
Sinclair heeft, en daarmee verkondigen we echt niets nieuws, een
opvolger voor de SPECTRUM op de markt gebracht: de
"SPECTRUM +". Nou ja, opvolger. . . In feite is de " + " niets anders
dan een doodgewone Spectrum, maar dan met een toetsenbord dat
vrijwel geen wensen meer openlaat.
Bezitters van de oude versie hoeven zich nu echter niet groen en geel
te ergeren, want we hebben aan hen gedacht! De hier voorgestelde
schakeling is namelijk kwa opzet vrijwel hetzelfde keyboard als dat
van de "plus" maar dan als zelfbouwprojekt! Bovendien bestaat er
voor de meer ervaren hobbyist de mogelijkheid om het aantal
funktietoetsen helemaal naar wens uit te breiden.
► r « f. »ff?iK*irrT*en -» ~-
— * 5 9 ' ■? ^ ^ T* ~ "
een
"plus”
punt
voor de
ZX-Spectrum
&
zelfbouw-
key board voor
meer
programmeer-
gemak
Wat is nieuw?
Het bijzondere aan het nieuwe keyboard
van de "plus” zijn niet alleen de beter te
bedienen toetsen, maar ook het grote
aantal extra kommando-mogelijkheden.
Daardoor wordt het programmeren en
speciaal het editten van programma’s al
een heel stuk eenvoudiger dan bij de
Spectrum. Dit nieuwe keyboard werd ook
hoog tijd, want u zult met ons eens zijn
dat het "rubber” -keyboard van de oude
Spectrum niet bepaald je van het is. Of-
schoon het inwendige van de " + ” precies
hetzelfde is gebleven, doet de nieuwe
Spectrum kwa uiterlijk meer aan de QL
denken; een mooi zwart kastje met een
solide ogend toetsenbord, dat een verge-
lijking met produkten in dezelfde prijs-
klasse niet meer uit de weg hoeft te gaan.
De " + " van boven gezien
Figuur 1 toont (schematisch) het toetsen-
bordje van de nieuwe Spectrum. Zoals u
kunt zien hebben alle toetsen hun oude
plaats behouden.
Daarnaast zijn er enkele toetsen bijgeko-
men, waarvoor vroeger twee tegelijk
moesten worden ingedrukt: of CAPS-
SHIFT en een toets, of SYMBOL-SHIFT en
een toets. Bij het nieuwe keyboard is dus
slechts een druk op één van de extra toet-
sen al voldoende om het gewenste bevel
te geven!
Nieuw
Bovenste rij: TRUE VIDEO, INVERT
VIDEO, BREAK
Tweede rij: DELETE, GRAPHIC
Derde rij: EXTENDED MODE, EDIT
Vierde rij: PUNT
Vijfde rij: SEMICOLON (;), AANHA-
LINGSTEKENS O, VIER CURSORTOET-
SEN, KOMMA (,)
Verdere bijzonderheden:
CAPS-SHIFT en SIMBOL-SHIFT zijn dubbel
uitgevoerd. De SPACE-toets komt nu —
vanwege zijn bredere uitvoering en posi-
tie — wat beter met de gebruikelijke stan-
daard overeen.
Hoe werkt het?
Hoe ze het probleem met de extra toetsen
bij Sinclair hadden opgelost, was voor ons
niet meer interessant aangezien wij voor
de introduktie van de "plus” al een kant-
en-klare hardware-oplossing hadden uitge-
werkt. Laten we die maar eens bekijken.
Het in figuur 2 weergegeven beeld zien
we wanneer het met de opschriften
bedrukte blikken dekseltje verwijderen:
een rubberen matje dat — bij nader inzien
— een 8-maal-5-scanner blijkt te zijn. Het
schema van deze matrix zien we rechtsbo-
ven in figuur 3. Elk van de daar geteken-
de toetsen komt overeen met een schakel-
kontakt (het nummeren gebeurde overi-
gens helemaal willekeurig en heeft dus
geen speciale betekenis). Dezelfde matrix
is ook in ons zelfbouw-keyboard aanwezig,
maar dan natuurlijk met het verschil dat
we in plaats van de oorspronkelijke folie-
kontakten, echte toetsen hebben gebruikt.
De tweede CAPS- en SYMBOL-SHIFT-toets
hebben we gewoon parallel aan de eerste
geschakeld. Het geheel komt er dan uit te
zien zoals in figuur 4 is getekend (omwille
van de duidelijkheid hebben we de oor-
3-40
1
een "plus"-punt
voor de ZX-Spectrum
elektuur maart 1985
CAPS
SHIFT
ENTER
spronkelijke toetsen van de Spectrum met
de letter A aangegeven). We gaan nog
even terug naar figuur 3. Heel belangrijk
om te weten is dat de toets-aansluitingen
probleemloos met CMOS-schakelaars kun-
nen worden gestuurd. En dat is dan ook
meteen de hele truuk bij de zaak: de
nieuwe toetsfunktie-schakelaars sturen in
de oude matrix elk meerdere CMOS-scha-
kelaars tegelijk.
Hoe dat precies in zijn werk gaat, zien we
wanneer we het met "keys B” aangegeven
gedeelte in figuur 3 voor ons nemen. Alle
funkties die door de schakelaars S41...S51
gestuurd worden, hebben een ding
gemeen: om ze op te roepen moet gelijk-
tijdig met de desbetreffende toets de
CAPS-SHIFT-toets ingedrukt worden. Elk
toetskontakt S is dan ook verbonden met
zowel een CMOS-schakelaar (ES) die op
de matrix parallel aan het CAPS-SHIFT-
kontakt ligt, als met de schakelaar die
parallel ligt aan de overeenkomstige toets
met de desbetreffende funktie (operation).
Een voorbeeld: S41 is de EDIT-toets. Om
het EDIT-bevel te geven, moet gelijktijdig
de ’T* en de CAPS-SHIFT-toets worden
bediend. Dat is dan ook de reden waarom
de tweede aansluiting van S41 met die
schakelaar is verbonden die de bus-lijnen
Al en BI met elkaar verbindt. Verder is
het zo dat alle schakelaars — de schake-
laar die voor het CAPS-SHIFT-kontakt zorgt
uitgezonderd — via vertragingslijnen wor-
den aangestuurd. Dit was helaas onvermij-
delijk, aangezien het absoluut noodzake-
lijk is dat het CAPS-SHIFT-kontakt altijd als
eerste gesloten wordt. De dioden D1...D5
tenslotte, dienen ter ontkoppeling en
mogen dus — om een ”bus-ongeluk” te
vermijden — niet vergeten worden.
Goed, laten we eens de schakelaars S52 . .
Figuur 1. Schematische
voorstelling van het nieu-
we Spectrum-keyboard.
Zoals u kunt zien hebben
alle toetsen hun oor-
spronkelijke plaats behou-
den. Met de erbij geko-
men toetsen kan men
bevelen oproepen, waar-
voor vroeger twee toets-
jes tegelijk moesten
worden ingedrukt. Ande-
re opvallende details zijn
de bredere ENTER-toets,
de dubbel uitgevoerde
CAPS- en SYMBOL-SHIFT
en de ergonomisch
gezien beter geplaatste
SPACE-toets.
Figuur 2. Verwijdert men
het blikken dekseltje van
de Spectrum, dan krijgt
men dit beeld te zien: een
8-maal-5-scannermatrix.
De aansluitingen Al.. .5 en
BI. ..8 zijn identiek aan de
aansluitingen in het sche-
ma. Het aansluiten van
het nieuwe keyboard is
dan ook bijzonder een-
voudig: gewoon aanslui-
ten zoals het oorspronke-
lijke toetsenbord moet
worden aangeslotenl Het
beste kan men dat met
bandkabel doen, die op
de overtollig geworden
folie-stekers op de onder-
zijde van de computer-
print moet worden vast-
gesoldeerd.
3-41
een "plus"punt
voor de ZX- Spectrum
elektuur maart 1985
«mcinum / „
F
o>fo
%
4"
A
— M
*4“
0
4"
2
4
w
4”
s
14-
4’
4^
4°
4” Up
SYMBOL
' SMIFT
F to' tor to
■F F
■r tor rf
Key» A
4" rr rr w
■■
IS
HC
-1
HF
SPICTHUM
> 0
••Ut VlOtO
P>J uw
IKV VDIO
Cl CJ<
«1 «I» -lik
ESI ...ES4« IC1 -4066
ES5 . . . ESS • IC2 • 4066
ES9...ES12- IC3- 4066
ES13. . . ES16- IC4 ■ 4066
ESI 7 » ’.ICS ■ 4066
01 ...D37-1N4148
NI. N2 • ’4IC6 ■ 4001
?» nu
Figuur 3. Het schema van
het keyboard ziet er
gekompliceerder uit dan
het is: De CMOS-schake-
laars met de bijbehorende
rand-elektronica kunnen
komfortabel op een enke-
le euro-kaart worden
gehuisvest. Schakelaar
S57 dient als RESET-toets
bij het "vastlopen” van
een programma.
» a
. . S55 bekijken. De aanpak bij deze toet-
sen is precies hetzelfde als bij de toetsen
S41...S51, maar dan natuurlijk met het ver-
schil dat nu het SYMBOL-SHIFT-kontakt
geaktiveerd wordt (”keys C”): ES13 zorgt
hierbij voor de verbinding van de tweede
lijn van bus A naar de achtste lijn van bus
B. Deze twee lijnen zijn namelijk, zoals u
in de matrix kunt zien, met de SYMBOL-
SHIFT-toets verbonden. Aan de hand van
figuur 1 en de in figuur 3 getekende
matrix is het dus een fluitje van een cent
om met wat extra toetsen en schakelaars,
alle mogelijke bevelen met een druk op
de knop op te roepen. Bij ons keyboard
zijn we echter niet verder gegaan dan bij
de” + ”, hoewel het ons eerlijk gezegd veel
beter leek dat in plaats van de relatief zel-
den benodigde "video” -toetsen, nog twee
funkties zoals dubbele punt en schuine
streep onder een toets zouden zijn onder-
gebracht. Maar goed, wie zijn wij...
De "extended- mode" -toets
Zoals de Spectrum-zonder-plus-bezitters
aan den lijve hebben kunnen ondervin-
den, vereist het werken in deze mode
nogal wat vinger-oefening. Wilde men bij-
voorbeeld de boven de toetsen in groene
kleur weergegeven bevelen oproepen,
dan moest men eerst de CAPS- en
SYMBOL-shift-toetsen indrukken (uiteraard
gelijktijdig), weer loslaten, waarna pas de
gewenste beveltoets kon worden inge-
drukt.
Bij de rode bevelen onder de toetsen
ging het er zo mogelijk nog erger aan toe:
bij het indrukken van de gewenste bevel-
toets, moest men tevens de SYMBOL-
SHIFT-toets ingedrukt houden. Lenige vin-
gers kreeg je er in ieder geval wel van...
Dit kootjeskrakend probleem wordt echter
helemaal door schakelaar S56 opgelost:
deze is namelijk zowel met ESI als met
ES13 verbonden (CAPS- en SYMBOL-
SHIFT). Het oproepen van de rode en
groene bevelen gebeurt nu als volgt:
Houdt men S56 tijdens het indrukken van
een beveltoets vast, dan wordt na een
korte tijd het CAPS-SHIFT-toetsje door de
monoflop (NI, N2) uitgeschakeld en er
verschijnt het rode bevel. Wordt de scha-
kelaar daarentegen alleen maar aangetikt,
dan verschijnt er na het indrukken van
een beveltoets het groene bevel. Zo sim-
pel is dat!
Het voedingsgedeelte
Het keyboard kan heel komfortabel uit het
voedingsgedeelte van de Spectrum zelf
worden gevoed, zodat een aparte voe-
dingsbron niet nodig is. Wel is het raad-
zaam om een 8 volts-spanningsregelaar
voor de CMOS-IC’s te gebruiken, aange-
zien een spanning van 5 V wel erg dicht
in de buurt van de onderste tolerantie-
grens ligt. Voor de zekerheid kan men
dan ook nog rechtstreeks op alle IC’s een
kondensator van ongeveer 220 nF over de
voedingsaansluiting-en solderen. De scha-
keling werkt bij ons in het lab al geruime
tijd naar volle tevredenheid, zodat er ver-
der eigenlijk niets meer te melden is waar
men speciaal op zou moeten letten.
Mechanische opbouw
De ervaren zelfbouwer kan hier zijn hart
ophalen, want we hebben geen print voor
het keyboard ontworpen. Dus: handen uit
de mouwen! Als toetsen zijn die van het
merk Futaba zeer geschikt. Deze zijn
weliswaar niet goedkoop, maar toepassing
ervan is op den duur wel lonend.
Aangezien het nagenoeg onmogelijk is
om in de handel toetsen met de originele
Sinclair-opdruk te vinden, is het raadzaam
om tijdens het werken met de Spectrum
figuur 1 erbij te nemen. De toetsen van
opschriften voorzien lijkt ons minder zin-
vol, omdat zelfs de beste beschermlak
maar korte tijd opgewassen is tegen de
chemisch agressieve uitscheidingen van
de vingertoppen. Een mogelijkheid is
natuurlijk om van toetsen gebruik te
maken die van een doorzichtig dekseltje
zijn voorzien, waaronder dan een klein
stukje papier met daarop het overeen-
komstige symbooltje kan worden
geklemd. Zoals we aan het begin van dit
stukje al zeiden, is er geen print voor het
toetsenbord verkrijgbaar. Men kan nu dan
ook twee dingen doen: of zelf een print
ontwerpen en etsen, of van gaatjesprint
gebruik maken. De eerste aanpak is
natuurlijk de beste, maar aangezien niet
iedereen daartoe in staat is, zullen velen
het toch met gaatjesprint moeten doen.
Op zich is dat natuurlijk niet zo’n pro-
bleem, maar zorg er wel voor dat de print
niet kan doorbuigen tijdens het aanslaan
van een toets. Een stabiele mechanische
konstruktie is hierbij dus een must.
Tot slot nog een tip voor de "zelfprogram-
meerder”. Bij veel spelletjes kan men met
behulp van de cursor-toetsen ingrijpen in
het spelverloop. Bij het oude toetsenbord
kon men daartoe volstaan met het ingeven
van een van de getallen boven de cursor-
pijlen (S...8) in kombinatie met de
INKEY$-funktie. Voorbeeld:
IF INKEY$ = ”8” THEN...
Bij het nieuwe keyboard zijn de cursor-
toetsen echter separaat aangebracht — en
bezitten geen symbool-, maar een funktie-
karakter — zodat met de kode van de cur-
sorfunktie moet worden gewerkt, wanneer
men de computer met de cursortoetsen
wil sturen (zie hiertoe ook het manual).
Het overeenkomstige bevel zou er dan
ongeveer zo uit komen te zien:
IF CODE INKEY$ = 10 THEN... H
Figuur 4. Puur elektro-
nisch gezien, kan men
het toetsenbord in vier
gedeelten opsplitsen:
De met de letter A geken-
merkte toetsen zijn in
principe ongewijzigd
gebleven; alleen de folie-
kontakten zijn door echte
toetsen vervangen. De
toetsen B: om de bevelen
onder deze toetsen op te
roepen, moest men bij
het oude keyboard gelijk-
tijdig de CAPS-SHIFT-
toets indrukken.
C: Idem als bij de toetsen
B. maar dan met het ver-
schil dat bij deze de
SYMBOL-SHIFT-toets
moest worden bediend.
3-43
Schrijvers van Science fiction-verhalen worden alleen beperkt door
hun fantasie. Filmproducenten daarentegen moeten rekening houden
met de realiteit en zijn gebonden aan de rekwisieten die ze ter
beschikking hebben. Met behulp van allerlei effekten slagen ze er
vaak toch in om in hun films een vrij overtuigende "science-fiction-
achtige" sfeer te scheppen. Ook in "gewone" films of tv-series wordt
regelmatig gebruik gemaakt van speciale effekten. In een van de
meest populaire series van dit moment wordt de hoofdrol vertolkt
door een computer die denkt dat ie een auto is.
een zéér
populair
lichteffekt
U kent deze tv-serie vast wel. Vraag
anders uw zoon of dochtertje er maar
eens naar. We bedoelen de "Knightrider”.
Daarin draait alles om een futuristische,
geheel gecomputeriseerde auto. In de
motorkap van die auto, die K.I.T.T. wordt
genoemd, is een rij lampen ingebouwd
die een "scanner” moeten voorstellen.
Natuurlijk is dat flauwekul, maar het effekt
is er niet minder aardig om.
Veel speciale effekten blijken echt niet zo
ingewikkeld als men de truc eenmaal
doorheeft. De K.I.T.T.-scanner bestaat bij-
voorbeeld alleen uit een rij lampen die na
elkaar oplichten. Zoals de foto al laat zien,
is daar weinig moeilijks bij. Ook in elek-
tronisch opzicht is het allemaal een fluitje
van een cent, zoals we zullen zien.
De schakeling
De werking van de schakeling is gemak-
kelijk te begrijpen. Als de voeding is
ingeschakeld, wordt pen 1 (enable-preset)
van teller IC3 door de puls van de reset-
trigger-schakeling (C4, R19) voor korte tijd
hoog. De data op de ingangen II. . .14,
wordt geladen in de teller en aangezien
deze vier ingangen aan massa liggen,
wordt IC3 op ”0” gereset. Met uitzon-
dering van flipflop N2/N3 is de begin-
toestand van de schakeling dus steeds
dezelfde.
Zolang de voeding is ingeschakeld, levert
oscillator N4 het kloksignaal voor IC3. De
frekwentie kan met behulp van PI worden
ingesteld. Iedere puls klokt het totaal in
IC3 en dit totaal vormt het uitgangssignaal
van Oa- ÖB en Qc- Deze uitgangen zijn
elk verbonden met een ingang van IC2.
De binaire informatie wordt in IC2 gede-
kodeerd, zodat steeds één van de uitgan-
gen van dit IC hoog is. IC3 begint telkens
vanaf 0 te tellen. Dit betekent dat pen 3
CO”) de eerste uitgang van IC2 is die
hoog zal worden. Elke volgende klokpuls
van N4 zorgt ervoor dat de volgende uit-
gang van IC2 hoog wordt en dat de vori-
ge uitgang natuurlijk weer laag wordt.
Als uitgang ”7” van IC2 hoog wordt,
wordt de puls via NI toegevoerd aan flip-
flop N2/N3, waardoor deze wordt geakti-
veerd. Het gevolg is dat pen 10 van IC3
laag wordt, zodat IC3 begint af te tellen.
Als de teller bij "0” is aangeland, zal flip-
flop N2/N3 door uitgang CÖ opnieuw
geaktiveerd worden. IC3 begint dan weer
op te tellen.
De uitgangen van IC2 (”0”. . ”7”) zijn ver-
bonden met acht identieke schakelingen.
Als een uitgang hoog wordt, zorgt de
daarop aangesloten schakeltransistor
(T9 . . .T16) ervoor dat de driver-transistor
(Tl . . .T8) gaat geleiden en dat dus één van
de lampen oplicht. Het gevolg is dat de
lampen Lal . . . La8 na elkaar oplichten en
wel eerst van links (Lal) naar rechts (La8),
3-44
Tl ... T8 = BD 139
T9 ... T16 = BC 547B
NI ... N4 = IC1 =4093
Lal . . . La8 = 12 V. < 10 W
lOOn
0 ic4 Mt
78L05 r
R2 ° !
'OOp
25V
IC1
TlOOn©
1N4148
1
1
E
L
J2 J3
- it
c
z
U/D
a
E
IC3
4029
CLK
L
Qa
Ob
°c
Cou.
t
"T“
<L
A.
A
B
c
0
IC2
n
4028
u
b ~ t4
• • •
• • •
p &
• %
t *
IO «0
• •
• %
m
•
ÜP*
2 '
15 1
TT
n
L
2p^W
4 mA
21 mA
R,2 s R13 U\ R,4 s
F1
+ a i a
12 V
T ,f „f T 4 4 Tsf Tl
R2 s
R3 §
R4 §
R5 S
A6 C
m
85025
K.I.T.T.-scanner
elekluur maart 1985
Figuur 1. Het principe-
schema en de foto aan
het begin van dit artikel
illustreren de eenvoud van
deze schakeling. De elek-
tronica zelf trekt slechts
weinig stroom; het
meeste wordt gekonsu-
meerd door de lampen.
Er mogen geen "zwaarde-
re" lampen worden
gebruikt dan de opgege-
ven typen, want anders
worden de transistoren
overbelast.
'A
K.IT.T.-scanner
elektuur maart 1985
Onderdelenlijst
Weerstanden:
R1...R8. R17 = 470 Q
R9...R16 = 15 k
R18 = 47 k
R19 = 100 k
R20 = 100 Q
PI = 250 k potmeter
Kondensatoren:
Cl = 100 p/25 V
C2.C4 = 100 n
C3 = 2p2/16 V
Halfgeleiders
Dl = 1N4148
T1...T8 = BD 139
T9...T16 = BC 547B
IC1 = 4093
IC2 = 4028
IC3 = 4029
IC4 = 78L05
diversen:
F1 = smeltveiligheid, 1 A
traag, met houder
La1...La8 = gloeilamp,
12 V/10 Wmax.
SI = enkelpolige aan/uit-
schakelaar
Geschatte bouwkosten:
f 60, — (inkl. print)
Figuur 2. Op deze print
(EPS No. 85025) is de
scanner in een wip opge-
bouwd. Let op: vergeet de
draadbrug tussen IC1 en
IC2 niet!
daarna van rechts naar links, dan weer van
links naar rechts, enz. De snelheid waar-
mee dit gebeurt, wordt bepaald door de
stand van PI.
De schakeling heeft een voedingsspan-
ning nodig van 12 V (auto-akku!). Het
stroomverbruik bedraagt ongeveer 25 mA.
IC4 levert de 5 V gelijkspanning voor
IC1. . .IC3. Tussen haakjes, de schakel-
transistoren (T9 . . .T16) hebben slechts één
gezamenlijke kollektorweerstand nodig,
omdat op een bepaald tijdstip steeds
slechts één van deze transistoren geleidt.
Montage en afregeling
De montage van de K.I.T.T.-scanner-
schakeling is heel gemakkelijk. Alleen de
komponenten even op de print (figuur 2)
solderen en klaar is Kees. Ook het mecha-
nische gedeelte is heel eenvoudig. De
foto toont hoe ons prototype is opge-
bouwd. Elke lamp heeft zijn eigen vakje
in de reflektor. De reflektor bestaat uit
een aantal blikplaatjes die aan elkaar
gesoldeerd zijn. De wand tussen twee
lampen is niet vertikaal; hij bestaat uit
twee stukjes blik die met de bovenste ran-
den aan elkaar gesoldeerd zijn, en die
langzaam naar de twee lampen toelopen
(een omgekeerde v-vorm dus). De onder-
ste randen zijn aan de reflektor vastgesol-
deerd. De bovenkanten van de wanden
moeten niet aan de top van de reflektor
vastgesoldeerd worden zoals wij overi-
gens in ons prototype wel hebben
gedaan. Men verkrijgt namelijk een vloei-
end effekt als de hoogte van de wanden
slechts het % tot 3 A deel is van de hoogte
van de reflektor. Aan de voorkant hebben
we een plexiglasplaat aangebracht waarop
we rode tape hebben geplakt.
Potmeter PI is het enige variabele onder-
deel in de scannerschakeling. De afrege-
ling met PI houdt in dat deze wordt
verdraaid tot de lampen met de gewenste
snelheid oplichten. M
3-46
elektuur maart 1985
3-47
printen zelf maken
■ U hebt hiervoor nodig: een spuit-
bus transparant-spray, een layout-
pagina, een UV-lamp, natronloog en
positief fotogevoelig printmateriaal
(evt. zelf maken met positieve foto-
kopieerlak en printmateriaal).
■ De fotogevoelige koperzijde van
het printmateriaal wordt met de
transparant-spray goed nat gespoten.
■ De uit de layout-pagina geknipte
koper-layout (in spiegelbeeld) legt
u met de gedrukte zijde op het natte
printmateriaal. Druk het papier licht
aan en verwijder eventuele opgeslo-
ten luchtbelletjes door voorzichtig
met een prop papier over de layout
te strijken.
■ Het geheel kan nu met een UV-
lamp belicht worden. De be-
lichtingstijd is afhankelijk van de
gebruikte UV-lamp, de afstand hier-
van tot het printmateriaal en het
fotogevoelige materiaal.
■ Na het belichten verwijdert u het
layoutvel (nog meerdere malen
bruikbaar) en spoelt u het printmate-
riaal onder stromend water schoon.
■ Na het ontwikkelen van de foto-
gevoelige laag in natronlaag (on-
geveer 9 gram in 1 liter water op-
lossen) kan de print in ijzer-3-chloride
(500 gram FeCb in 1 liter water)
geëtst worden. Spoel daarna de print
grondig schoon (en ook uw handen! ),
verwijder met wat staalwol het foto-
gevoelige laagje van de kopersporen
en boor de gaatjes.
universele up/down-counter
AXL-versterker
3-48
elektuur maart 1985
Op elk apparaat zit(ten) tegenwoordig wel een (of meerdere)
konnektor(s) voor de koppeling met andere apparatuur. Vooral in deze
computer-tijd is dat vaak een ramp. Er zijn zoveel verschillende typen
konnektors in omloop, dat het geen zin heeft om die allemaal "in
voorraad" te houden. Wat te doen als men nu een bepaald type
konnektor nodig heeft? Zelf maken is vaak de snelste en goedkoopste
oplossing. . .niet alleen voor computerapparatuur, maar voor alle
andere elektronische spullen waar een konnektor op zit.
doe-het-zelf-konnektbr
doe-het-zelf-konnektor
elektuur maart 1985
Alles is tegenwoordig gestandaardiseerd,
ook de konnektors. Of het nu een DIN- of
een SCART-aansluiting is, ieder weet pre-
cies de aansluitgegevens en kent de sig-
nalen die op de verschillende
konnektor-aansluitingen moeten staan.
Bovendien kun je op die manier alles zon-
der problemen aan elkaar koppelen. Maar
toch . . . het komt maar al te vaak voor dat
je een apparaat tegenkomt waarop weer
een onbekend type konnektor zit. Nou ja,
onbekend. . .in elk geval een type dat de
onderdelenhandelaar niet op zijn plank
heeft liggen. En daar zit je dan. Toch is
het best mogelijk om zelf in zo'n geval
een konnektor in elkaar te knutselen.
Voorwaarde is hierbij wel dat de "onbe-
kende” konnektor op het apparaat van het
vrouwelijke type moet zijn; er moeten dus
busjes in zitten. Dan kunnen we zelf een
mannelijke konnektor maken, dus zo een-
tje met stekertjes. En zo gaat die zelfbouw
in zijn werk:
1. Zorg dat u soldeerpennen met verschil-
lende diameters in huis hebt. Probeer
welke maat soldeerpen klemmend past in
de gaten van de "female” konnektor.
2. Zaag een stukje plexiglas van 3 mm
dikte in de vorm van de nog te bouwen
konnektor. Liefst ietsje groter, zodat het
wat steviger is.
3. Boor vervolgens gaatjes in het plexiglas
op de plaatsen waar de konnektorpennen
moeten komen, met een boortje dat een
diameter heeft die iets kleiner is dan die
van de gebruikte soldeerpennen.
4. Klem het plexiglas-plaatje in een bank-
schroefje, maar draai het niet tè vast.
5. Verwarm telkens een soldeerpen met
de soldeerbout en druk ze dan in een van
de gaatjes in het plexiglas, tot aan het
randje van de soldeerpen.
6. Aan de achterzijde kunnen daarna de
aansluitdraden aan de soldeerpennen
worden gesoldeerd.
Deze techniek kan alleen maar worden
gebruikt voor het maken van "mannelijke"
konnektors. Het resultaat van dit werk is te
zien op foto 1. Bij een konnektor met een
standaard pen-afstand is de werkprocedu-
re nog eenvoudiger:
Neem een stukje experimenteerprint met
een gat-afstand van 2,54 mm (0,1 inch) en
soldeer daarop de pennen op de juiste
plaatsen. Klaar.
Hierbij moet wel meteen een waarschu-
wing worden geplaatst. Er bestaan name-
lijk Europese konnektors (onder andere
31-polige) met een steek van 2,5 mm in
plaats van 2,54 mm. Dan gaat die methode
dus niet!
Foto 2 toont enkele "female” konnektors
waarbij men zelf een bijbehorende "male"
konnektor kan fabriceren.
Oud weer nieuw gemaakt
Tegenwoordig ziet men steeds meer een
type konnektor waarbij de aansluitdraden
maar hoeven te worden ingeklemd in een
soort vorkje. Solderen is daarbij niet meer
nodig. Vooral in computers worden deze
konnektoren al veel toegepast (ook op de
6502-CPU-kaart uit Elektuur november
1983). Het komt echter vaak voor dat men
in de winkel niet de juiste lengte konnek-
tor kan krijgen, terwijl het ook nogal eens
voorkomt dat zo’n konnektor bij het in
elkaar persen gedeeltelijk sneuvelt. In
beide gevallen kan men zo’n konnektor
nog gebruiken door er gewoon draden
aan te solderen. Bij dicht op elkaar staan-
de rijen aansluitpennen wordt een dun
stukje pertinax of epoxyglas tussen de
rijen gezet, zodat de aansluitpunten elkaar
niet kunnen raken. Wat tweekomponen-
tenlijm houdt de draden en het plaatje
stevig op hun plaats. Een te lange konnek-
tor kan men tenslotte nog passend maken
door er een stuk af te zagen en hem daar-
na netjes glad te vijlen. Foto 3 laat enkele
van deze "gerepareerde" en op lengte
aangepaste konnektors zien. M
een konnektor
op maat voor
elke toepassing
3-51
pH-meter
elektuur maart 1985
—
De bepaling van de pH-waarde van een oplossing is een van de
belangrijkste metingen uit het bereik van de chemie. Daarbij denk je
nu niet meteen aan elektronica. Toch maakt de chemie bij pH-
metingen al jarenlang een dankbaar gebruik van de elektronica, om
met behulp van een speciale meet-elektrode de zuurgraad op een
meter of een display zichtbaar te maken. Daar dergelijke elektroden
tegenwoordig ook betaalbaar zijn voor de hobbyist, hebben we een
pH-meter ontworpen die ieder gewoon in huis kan gebruiken. Vooral
akwarium-bezitters zullen deze schakeling zeer op prijs stellen.
zuurgraadmeting
per LCD
Van een elektronicus of elektronica-
hobbyist wordt niet verwacht dat hij het
nodige weet van scheikunde. Dat doen
wij dus ook niet. We beginnen dit artikel
gewoon met een verklaring van het
begrip " pH-waarde”.
Elke chemische oplossing heeft een zeke-
re zuurgraad, die wordt bepaald door de
koncentratie van de waterstof-ionen in de
oplossing. Hoe meer waterstof-ionen er in
een oplossing zitten, hoe zuurder deze is.
Bij heel weinig ionen schiet de balans
door naar de andere kant en krijgen we
een basische oplossing. Aangezien de
waterstof-ionen-koncentraties over het hele
zuur- en basisch-bereik ver uit elkaar lig-
gen, heeft men gepoogd om een
omschrijving te vinden waarbij een getal
met een handelbare grootte ontstaat. Dat
lukt uitstekend met een logaritme. De
definitie van de pH-waarde is dan ook:
pH = - log (H + )
waarbij H * het aantal waterstof-ionen in
mol/1 is.
In tabel 1 zien we de pH-schaal met het
aantal waterstof-ionen per liter en de rela-
tieve sterkte Daarbij valt op dat een pH
van 0 overeen komt met 1 g/1 waterstof-
ionen en een pH van 14 met een koncen-
tratie van 10' 14 ionen. Elke pH-stap bete-
kent een verandering van de waarde met
Tabel 1.
pH
waterstof-ionen
relatieve
voorbeeld
in g/l
sterkte
0
?
5 1.0
3
10 000 000
5%-zoutzuur,
akkuzuür
1
0.1
1 000 000
maagsap
2
0,01
100 000
citroensap, azijn
3
0,001
10 000
vruchtensap, wijn
4
0,0001
1 000
bier
5
0,000 01
100
zwarte koffie
6
f
n
0,000 001
i
)
10
mineraalwater,
regenwater
7 t
: 0.000 000 1
0
zuiver water.
1
C
i
verse melk
8
0,000 000 01
10
natron-oplossing
9
0,000 000 001
100
borax-oplossing
10
0.000 000 000 1
1 000
zeepsop
11
0,000 000 000 01
10 000
foto-ontwikkelaar
12 -g 0,000 000 000 001
100 000
salmiak-oplossing
13 •§ 0,000 000 000 000 1
1 000 000
kalkwater
14 £ 0,000 000 000 000 01
10 000 000
10%-natronloog
een faktor 10. Het loopt zo van hoog naar
laag. Om toch positieve getallen te krijgen
(want alle waarden liggen onder 1) is het
minteken in de formule geplaatst.
Een neutrale waarde komt niet overeen
met een koncentratie van nul ionen, maar
met een gemiddelde waarde die precies
tussen zuur en basisch ligt; dat is de pH-
waarde 7. Verder moet men er ook nog
rekening mee houden dat de ionenkon-
centratie wordt beïnvloed door de tempe-
ratuur. Het is echter niet altijd zo, dat de
pH-waarde toeneemt bij stijgende tempe-
ratuur. Het kan ook omgekeerd zijn, dat
ligt helemaal aan de samenstelling van de
oplossing. Gewoonlijk wordt bij pH-
metingen uitgegaan van een temperatuur
van 25 °C.
Er bestaan twee methoden om te bepalen
hoeveel H* -ionen zich in een oplossing
bevinden: kolorimetrisch en elektrome-
trisch. Bij de eerste methode wordt een
zogenaamde indikator gebruikt (vloeistof
of papier, lakmoespapier), maar de nauw-
keurigheid is hierbij slechts 0,3 pH-
eenheden. Bij een elektrometrische bepa-
ling maakt men gebruik van de elektrode-
potentiaal van een geschikte elektrode ten
opzichte van een referentie-elektrode. Als
meet-elektrode past men vrijwel uitslui-
tend de glas-elektrode toe, ook in ons
geval. In een apart stukje wordt verteld
hoe de hier toegepaste kombinatie-
elektrode in elkaar zit, hoe ze werkt en
hoe men ermee moet omgaan. Uit dat ver-
haal blijkt ook waarom er een zeer hoog-
ohmige meter op de elektrode moet
worden aangesloten (circa 10 12 Q).
Het uitgangssignaal tussen de elektroden
verandert met ongeveer 59 mV per pH-
waarde, een redelijke grootte die we
gewoon met een aangepaste gelijkspan-
ningsvoltmeter kunnen meten. In verband
met het temperatuurafhankelijke gedrag
van de kombinatie-elektrode is bovendien
een temperatuursensor onontbeerlijk.
Onze pH-meter heeft dan ook een pH-
elektrode en een temperatuursensor,
waarbij de temperatuurkorrektie voor de
elektrode automatisch geschiedt. De tem-
peratuur kan bovendien apart op het dis-
play worden afgelezen.
3-52
pH-meter
elektuur maart 1985
Het elektronische gedeelte
De schakeling van de pH-meter is dankzij
de toepassing van een speciaal voltmeter-
IC vrij simpel, zoals men in figuur 1 ook
duidelijk kan zien. IC1 bevat een dual-
slope-A/D-omzetter met een komplete
LCD-sturing. Voordat we naar de rest van
de schakeling kijken, lopen we eerst even
rond IC1.
C2 is een geheugenkondensator voor de
auto-zero-funktie in het IC. C3 is een
integratie-kondensator die wordt opgela-
den via Rl; ook de referentiekondensa-
tor Cl maakt deel uit van de dual-slope-
integrator. Op de +- en — aansluitingen
van het IC is via schakeltransistor Tl de
batterij aangesloten. De transistor wordt
gestuurd door een schakelaartje in de
temperatuursensor-aansluiting; hij geleidt
alleen als de steker van de sensor in het
apparaat is gestoken. Een aan/uit-schake-
laar is zo overbodig. De polarity-uitgang
schakelt via N3 het min-teken op het dis-
play in als het ingangssignaal een negatie-
ve waarde heeft. De test-uitgang zet via T2
en N4 een "low battery” -signaal op het
display als de batterijspanning daalt bene-
den 7,8 V. Verder hangt er natuurlijk een
LCD aan met al zijn segment-aansluitingen
en backplane. De digitale punt wordt,
afhankelijk van de gekozen funktie, op de
juiste plaats gezet door middel van NI en
N2.
Dat was het zo ongeveer. Er zijn nog een
paar aansluitingen over: REF HI/LO en
beginspanning van het meetgebied (op
pen IN LO) wordt verlegd, dan ontstaat
een uitlezing die direkt de pH-waarde of
de temperatuur laat zien.
Ingang REF LO is verbonden met de
common-aansluiting van IC1. Deze "com-
mon” levert een ten opzichte van de posi-
tieve voedingsspanning gestabiliseerde
spanning die ongeveer 3 V onder de 9 V
ligt. Let dus goed op in het schema welke
punten met massa en welke met common
zijn verbonden. Voor het temperatuurge-
deelte is de referentiespanning vrij een-
voudig. Met de spanningsdeler R13/P1
wordt deze ingesteld. De referentiespan-
ning voor de pH-meting wordt geleverd
door spanningsdeler R22/P4/R21 en
opamp A2. Het omschakelen van de refe-
rentiespanningen en de meet-ingangen
geschiedt overigens door middel van de
elektronische schakelaars ESI . . . ES4. Bij
de meetingangen maken we gebruik van
de mogelijkheid om het nulnivo van het
meetbereik zelf te kiezen. De voorinstel-
ling voor temperatuur geschiedt via
R19/P2/R17 en voor pH-meting via
R20/P3/R16 en A3.
We gaan eens kijken hoe de temperatuur-*
sensor is aangesloten, dat maakt de hele
opzet meteen een stuk duidelijker (scha-
kelaar SI in stand R/V). De sensor
KTY 10—6 is aangesloten tussen een door
A4 geleverde referentiespanning (1,69 V)
en weerstand R23. Met deze laatste vormt
hij een temperatuurafhankelijke span-
IN HI/LO. Op de ref-pennen kunnen we
een referentiespanningsgebied zetten, ter-
wijl de in-aansluitingen de te meten span-
ning ontvangen. Als de referentiespanning
wordt aangepast aan het te meten gebied
(temperatuur of pH) en bovendien de
ningsdeler. Bij 0°C bedraagt de weerstand
van de KTY 10 ongeveer 1650 Q en is de
spanning op het knooppunt ongeveer
1,3 V (t.o.v. common). Het IN LO-nivo wordt
met P2 op diezelfde waarde ingesteld,
zodat de uitlezing bij 0°C ook 00.0 aan-
Figuur 1. Het schema van
de pH-meter. Een speciaal
IC meet de spanning die
door de pH-elektrode en
de temperatuursensor
geleverd wordt en maakt
deze zichtbaar op een
3!4 -digit LCD.
pH-meter
elektuur maart 1985
geeft. Bij hogere temperaturen wordt de
weerstand van de KTY 10 lager, de span-
ning stijgt dus en op het display staat dan
een positieve waarde (bij temperaturen
onder nul wordt natuurlijk een negatieve
waarde zichtbaar). Met PI kan men de
referentiespanning instellen en daarmee
de ijking verrichten.
Bij de pH-meting ligt de zaak iets moeilij-
ken We beginnen bij de pH-ingang. Al,
een opamp met JFET-ingangen, zorgt voor
de vereiste hoge ingangsimpedantie van
zo’n 10 12 Q. In principe zouden we de
elektrode ook direkt op de ingangen van
IC1 kunnen aansluiten (impedantie ook
10 12 Q), maar dan moet de tempera-
tuur/pH-omschakelaar SI van heel goede
kwaliteit zijn om zo’n hoge isolatie-
De kombinatie-elektrode
Bij de pH-meting maakt men gebruik van
het feit dat tussen een metalen elektrode
en een elektrolyt-oplossing een potentiaal-
verschil aanwezig is. Ook tussen twee
elektrolyt-oplossingen bestaat een potenti-
aalverschil. Bij de zogenaamde potentio-
metrische of elektrometrische pH-meting
wordt uitgegaan van een galvanische
keten die bestaat uit twee elektroden die
elektrisch zijn verbonden door een of
meerdere elektrolyt-oplossingen. De elek-
troden zijn via een meetinstrument met
een zeer hoge inwendige weerstand met
elkaar verbondea Door deze praktisch
stroomloze meting wordt de chemische
samenstelling van de te meten elektrolyt-
oplossing niet aangetast.
In de galvanische keten zijn meerdere
galvanische spanningen in serie gescha-
keld, die niet afzonderlijk kunnen worden
gemeten. Er is daarom naar een methode
gezocht om alleen de galvanische span-
ning te kunnen meten die rechtstreeks in
relatie staat met de pH-waarde van de te
meten oplossing. Er zijn voor een pH-
meting op deze wijze twee elektrodes
nodig. Dat zijn een glas-elektrode en een
referentie-elektrode. In de door ons
gebruikte uitvoering zijn deze twee in één
behuizing ondergebracht. Men noemt
deze uitvoering dan ook een kombinatie-
elektrode. In figuur a is een schets van de
opbouw gegeven.
Zoals de naam al aanduidt, zorgt de
referentie-elektrode voor een vaste galva-
nische spanning tussen deze elektrode en
de te meten oplossing. De referentie-
elektrode bestaat uit een elektrode van
een zilversamenstelling, die wordt omge-
ven door een buffer-oplossing (KC1). Die
kombinatie vormt dus de referentie-
elektrode, het gaat niet alleen om die zil-
verdraad. De buffer-oplossing van de
referentie-elektrode staat in verbinding
met de elektrolyt-oplossing via een dia-
fragma dat zorgt voor een minimale
vloeistof-doorstroming en een geringe
elektrische overgangsweerstand. Dit dia-
fragma bestaat bij de kombinatie-elektro-
de uit een keramisch materiaal met zeer
fijne poriën.
De tweede elektrode, de glas-elektrode,
bestaat uit een zilveren geleidingselektro-
de, omgeven door een buffer-oplossing,
met onderaan een dun glazen membraan
(0,1 mm dik). Voor dat membraan, het
essentiële deel van de elektrode, is een
speciale zachte glassoort gebruikt. Over
dit membraan zal een potentiaalverschil
ontstaan dat afhankelijk is van het verschil
in zuurgraad tussen de buffer-oplossing
aan de ene kant van het glas en de
elektrolyt-oplossing aan de andere kant
van het glas. Dit berust hoogstwaarschijn-
lijk op een ionen-uitwisseling van natrium-
en waterstof-ionen tussen het glas en de
oplossingen.
Het potentiaalverschil tussen de twee
elektroden staat in een lineair verband
met het pH-verschil tussen de twee oplos-
singen. Alle andere galvanische spannin-
gen in de meetketen heffen elkaar op. In
verband met de hoge overgangsweerstand
van de glas-elektrode (en natuurlijk ook
om geen chemische verandering in de
oplossingen te veroorzaken) moet het
meetinstrument dat men op de elektrodes
aansluit een zeer hoogohmige ingang
hebben: we denken hierbij aan een getal
van 10 12 Q.
Figuur a. De opbouw van
de kombinatie-elektrode.
Deze bestaat in feite uit
twee samengebouwde
elektrodes, een glas-
elektrode en een
referentie-elektrode.
U
De omgang met de elektrode
Het zal na deze uitleg wel duidelijk zijn
dat men heel voorzichtig moet omsprin-
gen met de glas-elektrode. Dit is het
meest kwetsbare deel van de hele
elektrode.
De hier gebruikte kombinatie-elektrode
bevat een onderhoudsvrije buffer-
oplossing. Dit wil zeggen dat de buffer-
oplossing rond beide elektrodes niet hoe-
ven (en ook niet kunnen) te worden bijge-
vuld. Om uitdroging te voorkomen wordt
de elektrode dan ook altijd bewaard in
een buffer-oplossing.
Er zijn enkele gedragsregels voor de
omgang met de kombinatie-elektrode die
men goed moet volgen:
■ Laat de elektrode nooit open liggen. Bij
3-54
weerstand tussen zijn kontakten te halen.
Hier hebben we gekozen voor een extra
opamp (er zitten hier toch vier in één IC)
en een goekope schakelaar. Bij de pH-
meting moeten we er rekening mee hou-
den dat de uitgangsspanning van de pH-
elektrode circa 200 per °C verloopt.
De referentiespanning moet dus 200
per graad "de andere kant op verlopen”,
om dit effekt te kompenseren. Deze tem- pH -meter
peratuurkompensatie wordt hier automa- eiektuur maart 1985
tisch uitgevoerd door A2. De inverterende
ingang van deze opamp is daartoe via een
weerstand verbonden met de tempera-
tuursensor. De verhouding R11/R12 bepaalt
het verloop per °C.
Een tweede instelling (P3) dient voor het
"nulspanningsnivo” op de IN LO-ingang.
de elektrode wordt een kapje geleverd
dat bij niet-gebruik altijd op de mem-
braanzijde moet worden geplaatst. Dit
kapje is gevuld met een KCl-oplossing.
Eventueel navullen met een KCl-oplossing
van 3 mol/liter (verkrijgbaar als standaard-
oplossing).
■ Raak nooit het glazen membraan aan
met de vingers of met een doekje! Dat
kost u meestal een nieuwe elektrode.
■ Voor elke meting wordt de elektrode
eerst afgespoeld met gedestilleerd
water. Geen kraanwater!
Bij iedere meting moet ook de tempera-
tuur worden gemeten, in verband met het
temperatuurafhankelijke gedrag van de
elektrode (de pH-meter kompenseert de
afwijking dan automatisch).
■ Bij sommige oplossingen kan het mem-
braan en/of het diafragma worden ver-
ontreinigd (zichtbaar door de verkleuring).
De fabrikant van de elektrode biedt daar-
voor verschillende reinigingsvloeistoffen
aan.
■ In de uiterste grenzen van het meetbe-
reik (rond 12 ... 14 en 0. . .2) treedt een
kleine meetfout op die niet kan worden
gekorrigeerd. Men moet daar genoegen
nemen met een kleinere nauwkeurigheid.
In de rest van het bereik is bij goede afre-
geling een nauwkeurigheid van 0,02 pH-
waarde mogelijk.
Tenslotte nog iets over de levensduur van
de kombinatie-elektrode. Zo'n elektrode
met gel-vulling heeft een levensduur van
1 ... 3 jaar (sterk afhankelijk van de meet-
omstandigheden en het aantal metingen).
Het grote voordeel van dit type elektrode
zit echter in de eenvoudige "bediening”:
geen geknoei met allerlei vloeistoffen, de
elektrode hoeft alleen maar in de te
meten oplossing te worden gestoken. Er
zijn echter ook aparte glas- en referentie-
elektroden verkrijgbaar (waarbij de buffer-
oplossingen kunnen worden vervangen),
die wel omslachtiger zijn in het gebruik,
maar het voordeel hebben dat ze langer
meegaan. Bovendien kunnen ze met spe-
ciale vloeistoffen worden geregenereerd.
Ook de prijs ligt hierbij echter een stuk
hoger, zodat voor de gewone hobbyist
alleen de kombinatie-elektrode met zijn
prijs van ongeveer honderdvijftig gulden
in aanmerking komt.
Dit mag
beslist niet. . .
En zo
hoort het. . .
3-55
pH-meter
elektuur maart 1985
Onderdelenlijst
Weerstanden
(* = metaalfilm 1 %):
R1 = 270 k’
R2 = 100 k*
R3 = 1 M*
R4,R5,R7,R8,R9 = 1 M
R6 = 180 k
R10,R16 = 39 k*
R1 1.R12.R14 = 130 k*
R13.R15 = 91 k'
R17 = 47 k #
R18 = 470 k*
R19.R21 = 75 k‘
R20 = 150 k*
R22 = 180 k -
R23 = 6k8*
PI . . . P5 = 50 k 10-slagen
instel
Kondensatoren:
C1.C2.C3 = 220 n
C4 = 100 p styroflex
C5 = 4n7
C6.C7 = 22 ii! 16 V tantaal
Halfgeleiders:
Dl = 1N4148
T1.T2 = BC550C
IC1 = 7106
IC2 = TL 084
IC3 = 4070
IC4 = 4066
Diversen:
SI = schuifschakelaar 2 x
wissel
temperatuursensor KTY 10-6
loude kode KTY 10-A),
KTY 81-210, KTY 81-220
314-digit LCD, bijv. Hamlin
3901 of 3902
Hitachi LS007C-C of
H1331C-C
Data Modul 4305R03
SE 6902
stereo chassisdeel met
verbreekkontakt voor
3,5 mm-klinksteker
stereo 3,5 mm klinksteker
BNC-chassisdeel
BNC-steker
Vero-kastje type 65-2996H
pH-kombinatie-elektrode
Ingold type U455,
bestelnummer 104553001
Distributeur voor Nederland:
Van Oortmerssen B.V.
De Ruyterstraat 48-50
2518 AT Den Haag
tel. 070-630957
Distributeur voor België:
Elscolab
Van Averbekelaan 9
2050 Antwerpen
tel. 03-2194428
Geschatte bouwkosten:
f 400,- (inkt. print en
Ingold-elektrode)
Figuur 2. De print voor de
pH-meter. De LCD wordt
gemonteerd aan de
koperzijde. Let op dat
voor IC1 een 7106 wordt
gebruikt en geen 7106R!
Bij pH 7 geeft de pH-elektiode namelijk
een spanning van ongeveer 0 V af. We
willen bij die waarde echter graag de uit-
lezing 7.00 hebben. Met behulp van de
spanningsdeler R20/P3/R16 en A3 zetten
we een spanning van 413 mV (7 x 59 mV)
op de IN LO-uitgang, zodat het hele
display-gebied een faktor ”7” wordt ver-
schoven. Ook die nulinstelling van de
elektrode is afhankelijk van de tempera-
tuur. Door middel van R14/R15 wordt deze
kompensatie eveneens automatisch uitge-
voerd. Tot zover de schemabeschrijving.
De opbouw
De in figuur 2 afgedrukte print bevat vrij
weinig onderdelen, zodat de opbouw niet
veel moeite zal kosten. De komponenten-
keuze is bij dit ontwerp echter zeer
belangrijk. Alle met een driehoekje
gemarkeerde weerstanden moeten metaal-
filmtypen zijn. Het gaat hier niet zozeer
om de nauwkeurigheid, maar om de stabi-
liteit van de weerstanden. Voor de instel-
potmeters worden 10-slagen-cermet-typen
genomen. IC1 moet een 7106 zijn en geen
7106R, want daarbij zitten alle aansluitin-
gen gespiegeld. Nadat alle komponenten
zijn gemonteerd aan de komponentenzij-
de, is het display aan de beurt. Dit komt
te zitten aan de koperzijde. Als voetje
hiervoor doet een 40-polig IC-voetje
dienst dat in de lengte is doorgesneden.
Let bij het display even op de uitvoering
die u hebt. Bij sommige typen staat geen
pijltje voor de batte rij-indikatie op het
schermpje, maar een ander teken of
”LOW BAT”. In die gevallen kan het zijn
dat deze indikator op een andere pen dan
nummer 38 zit. Kijk dat even na in de aan-
sluitgegevens van het desbetreffende dis-
play en verander die lijn indien nodig op
de print.
Hierna kan het printje in het kastje wor-
den gepast (nog niet vastzetten of -schroe-
ven). Kijk waar de pakkingsdichtheid van
de print aan de randen het kleinst is en
zoek aan de hand daarvan een plaats voor
de schakelaar en de BNC-bus in de
onderkant van de behuizing. Onder de
BNC-bus wordt een stukje blik voor de
afscherming gemonteerd. Bij de instelpot-
jes vijlen we enkele sleufjes in het kastje,
zodat deze ook bij gesloten kast verdraaid
kunnen worden. De bus voor de tempera-
E
ft
CD
UI
O
IU
/
' o
3-56
3
pH-meter
elektuur maart 1985
Figuur 3. Op deze foto is
goed te zien hoe het
geheel in elkaar zit. Alles
past precies in het kastje.
tuursensor krijgt een plaatsje naast het
batterijvak (denk er aan: dit is een stereo-
bus!). De bedrading tussen BNC-bus en
print is zeer kritisch. Neem hiervoor dub-
bel geïsoleerde afgeschermde teflon-
kabel en houd deze zo kon mogelijk, in
verband met de hoge isolatieweerstand
die we moeten hebben. Voor alle overige
verbindingen kan gewoon soepel snoer
worden genomen. Let nog even op bij het
aansluiten van de 3,5 mm-bus (zie
tekening).
Als de pH-elektrode nog geen BNC-steker
bezit, dan zetten we er nu zelf eentje aan.
Wees wel voorzichtig met de kabel aan de
elektrode, want dat is een speciale soort
met een zeer hoge isolatieweerstand.
De KTY-sensor wordt aan een stuk gewo-
ne afgeschermde kabel gemonteerd en
vervolgens helemaal met twee-
komponentenlijm ingegoten aan de voor-
zijde van een lege balpenhuls (een voor-
beeld hiervan is op de foto van figuur 3 te
zien). De steker is een stereo 3,5 mm-
klinksteker waarbij de kabel wordt aan-
gesloten op de massa-huls en het voorste
topje. De niet gebruikte ring dient voor
het inschakelen van de voedingsspanning.
Afregeling
Voor het afregelen van de pH-meter zijn
enkele pH-buffer-oplossingen nodig die
onder andere door de fabrikant van de
pH-elektrode worden geleverd. Men heeft
een buffer-oplossing nodig met een pH
van 4 en eentje met een pH van 7. Meet
men later voornamelijk in het basische
bereik, dan wordt ook nog een oplossing
met pH-waarde 9 aanbevolen.
Eerst de afregeling van het temperatuur-
gedeelte (schakelaar op "temp”). We
beginnen met het instellen van de uit-
gangsspanning van A4 op een waarde van
exakt 1,69 V t.o.v. common. Plaats de
KTY 10 in een mengsel van water en fijn-
gestampt smeltend ijs (goed roeren!),
wacht enkele minuten en zet de uitlezing
dan met behulp van P2 op nul. Vervolgens
wordt de sensor in een grote bak met
water van circa 37° C gehouden, samen
met een koortsthermometer. Wacht weer
enige tijd en stel de uitlezing met PI in op
de waarde die de koortsthermometer
aanwijst.
Dan het pH-gedeelte (schakelaar op
”pH”). Verwijder het kapje van de elektro-
de en spoel de elektrode af met gedestil-
leerd water. Zet de elektrode samen met
de temperatuursensor in de buffer-
oplossing met pH 7. Zorg er wel voor dat
de oplossing een temperatuur heeft van
25°C. Zet de uitlezing na enkele minuten
wachten op 7.00 met P3. Haal elektrode
en sensor uit de buffer-oplossing, spoel ze
af met gedestilleerd water en stop ze
daarna in de buffer-oplossing met pH 4
(ook weer van 25°C). Na enige minuten
wordt de uitlezing met P4 op 4.00 afgere-
geld (bij de oplossing met pH 9 moet 9.00
verschijnen). Afspoelen en daarna weer in
de buffer-oplossing met pH 7 plaatsen. Na
enige minuten moet weer 7.00 verschij-
nen, anders de hele pH-afregeling nog
eens herhalen.
Daarmee is de schakeling klaar voor
gebruik. Toepassingen hiervoor zal de
bouwer beslist wel zelf in zijn achterhoofd
hebben. We denken hierbij vooral aan
akwariumbezitters die hiermee nauwkeu-
rig de zuurgraad van het water kunnen
meten.
Lees tenslotte nog eens goed het stukje
over de elektrode, dat is erg belangrijk
voor de nauwkeurigheid van de metingen
en de levensduur van de elektrode. Ijk de
elektrode regelmatig, want deze veroudert
langzaam, ook als ze niet wordt gebruikt.
Vooral als men de pH-meter enkele
weken niet heeft gebruikt is een nieuwe
pH-ijking vóór de meting noodzakelijk. N
3-57
XL-aktief
elektuur maart 1985
Deze tweede luidspreker uit de Elektuur XL-serie is iets heel
bijzonders geworden. Om te beginnen is het een aktief systeem. Dat
zegt op zich nog niets natuurlijk, maar de komponenten van dit
aktieve systeem zijn met dusdanige zorg uitgezocht en
samengesmeed dat een weergever van uitzonderlijke klasse is
ontstaan.
Het mag misschien wat overdreven lyrisch klinken, maar wij zijn
oprecht van mening dat deze "XL-aktief" behoort tot de allerbeste
dynamische luidsprekers van dit moment. Hij heeft eigenlijk maar één
nadeel: hij is niet goedkoop...
aktieve high-end
luidspreker voor
de serieuze
liefhebber
Tabel 1. De belangrijkste
specifikaties van de XL-
aktief.
Nee, een goedkope zelfbouwbox is dit
bepaald niet. Maar termen als "duur” en
"goedkoop” zijn natuurlijk erg betrekke-
lijk. Vanwege de benodigde elektronica
zi jn aktieve boxen nu eenmaal duur. En
voor een fabrieksbox van vergelijkbare
kwaliteit zal toch gauw zo’n faktor 2 a 3
meer moeten worden betaald, dus als je
het zo bekijkt is de "XL-aktief’ heel vrien-
delijk geprijsd.
Hoe is dit ontwerp ontstaan?
Wel, kort na de publikatie van het "elek-
tronisch scheidingsfilter" in september ’84
kregen we van onze lezers dusdanig veel
verzoeken om met dit filter een komplete
aktieve box te maken, dat we al snel
beseften dat we er gewoon niet onderuit
konden. Van meet af aan waren we het er
echter ook over eens dat het geen box
moest worden van dertien in een dozijn —
met die kategorie houden zich al genoeg
lieden bezig. Kortom, het moet een
topklasse-luidspreker worden. Nu is het
maken van een echt goed luidsprekeront-
werp, passief dan wel aktief, niet iets dat
je "zo maar even" doet. Dat vergt een
hoop onderzoek, metingen, luistersessies
en vooral . . .een heleboel tijd. En juist dat
Tabel 1.
Technische gegevens
systeem:
filter:
scheidingsfrekwenties:
luidsprekers:
versterkers:
max. belastbaarheid:
max. geluidsdruk:
frekwentiebereik:
behuizing:
kastafmetingen:
netto inhoud:
aktief 3-weg
elektronisch, met 4 de orde Bessel-
karakteristiek
500 Hz en 3500 Hz
laag — 30 cm konus
midden — 13 cm konus
hoog — 30 mm dome
laag — elektuur crescendo (140 watt)
midden — elektuur mini-crescendo
(ca. 60 watt)
hoog — elektuur mini-crescendo
(ca. 60 watt)
ca. 200 watt
ca. 110 dB
30 Hz... 20 kHz (± 3 dB)
gesloten akoestische box met
2 "variovents"
90 x 40 x 40 cm
ca. 95 liter
laatste is iets waar we hier op de redaktie
een soort permanent tekort aan hebben.
Daarom besloten we — zoals dat al eerder
gebeurd is — tot een gelegenheids-
coproduktie met een stel ervaren
luidsprekerontwerpers. We zijn toen rond
de tafel gaan zitten met het ontwerpteam
van de firma RAE in Aken en samen met
deze "oude rotten" op luidsprekergebied
waren we het vrij snel eens over het kon-
cept. Ook de taakverdeling was geen pro-
bleem: Globaal kwam het er op neer dat
Elektuur de elektronica voor haar reke-
ning zou nemen en RAE de akoestische
kant van de zaak. Luisteren, testen en
meten zouden we gezamenlijk doen.
Dat dit samenwerkingsverband resultaat
heeft opgeleverd, kan iedereen die deze
box gaat bouwen zelf konstateren. De XL-
aktief is een luidspreker geworden die
geen enkele vergelijking met andere
weergevers hoeft te schuwen. Sterker nog:
er zijn slechts heel weinig met dynami-
sche luidsprekers opgebouwde systemen
die dit prestatie-nivo bereiken. We heb-
ben heel wat tijd doorgebracht met luiste-
ren naar de box en telkens werden we
weer getroffen door de openheid, direkt-
heid en gedetailleerdheid van de
weergave.
Hoewel de resultaten van een luidspreker-
box, zowel in meettechnisch als gehoor-
matig opzicht, natuurlijk altijd op rekening
komen van het gehele koncept en niet op
één onderdeel daarvan, willen we er toch
één onderdeel uitlichten. En wel de
gebruikte luidsprekerchassis. In elke box
zijn het uiteindelijk de luidsprekers die
voor een groot deel de kwaliteit bepalen.
Dat moet uiteraard ondersteund worden
door een juist uitgekiend filter en een
goed aangepaste behuizing, maar een feit
is dat men met middelmatige luidspreker-
chassis per saldo nooit meer dan een
middelmatige kwaliteit zal halen — ook al
maakt men nog zo veel werk van filter en
kast. Bij dit ontwerp is aan de keuze van
de luidsprekers dan ook de grootst moge-
lijke zorg besteed. De toegepaste chassis
houden wij stuk voor stuk voor zo onge-
3-58
XL-aktief
elektuur maart 1985
veer de beste in hun soort. Dat heeft de
box er niet bepaald goedkoper op
gemaakt, maar bij de konstruktie van een
top-weergever vormen koncessies op dit
punt, zoals gezegd, een totaal verkeerd
uitgangspunt. We komen straks nog uitge-
breid op de toegepaste luidsprekerchas-
sis terug.
Aktief
Daar van meet af aan besloten was om er
een aktief systeem van te maken, was
gebakkelei over de vraag "aktief of pas-
sief?” gelukkig niet nodig. Die vraag is
overigens uitgebreid aan de orde geko-
men in het artikel over het elektronisch
scheidingsfilter in september '84. Zij die
dat artikel gemist hebben, raden wij aan
dit verzuim alsnog goed te maken, aange-
zien het daar besproken filter een essen-
tieel deel vormt van deze XL-aktief.
Kort samengevat komt het antwoord op de
vraag "aktief of passief’ er op neer dat op
beide manieren zowel goede als slechte
resultaten mogelijk zijn, dat de aktieve
methode weliswaar kostbaarder is, maar
daar wel een aantal voordelen tegenover
stelt. De belangrijkste daarvan:
■ het "matchen" van luidsprekers met
verschillende rendementen is eenvou-
dig realiseerbaar;
■ het gedrag van het scheidingsfilter
wordt niet beïnvloed door het kromme
impedantieverloop van de luidsprekers;
■ de afwezigheid van het passieve filter
maakt de belasting voor de eindverster-
ker een stuk minder komplex;
■ de hoge demping die sommige
basluidsprekers vereisen, is aktief
gemakkelijk te bereiken.
Figuur 1 toont de basisopzet van een
aktief drieweg-systeem. Een elektronisch
scheidingsfilter splitst het audiosignaal in
de gewenste drie bandjes. Die bandjes
worden elk gevolgd door een eindverster-
ker en vervolgens toegevoerd aan de drie
luidsprekers. Essentieel verschil met een
passieve box is dus dat de filtering eerder
plaatsvindt en dat er drie eindversterkers
worden gebruikt in plaats van één.
Drieweg
Dan de volgende vraag. Wat moest het
worden: een tweeweg-, drieweg-, vierweg-
of misschien zelfs een vijfweg-systeem?
Systemen met veel luidsprekers zijn "in"
op het ogenblik. Wij zijn er echter geen
liefhebber van. Elke opsplitsing van de
audioband is er eigenlijk een te veel,
omdat daarbij onvermijdelijk fouten ont-
staan die slechts met de allergrootste
moeite weer enigszins kunnen worden
gladgestreken.
In principe is dus een eenweg-systeem
(een breedband-luidspreker) het meest
ideaal. Aangezien er echter geen
luidsprekers bestaan die een redelijk
rechte frekwentiekarakteristiek bieden van
pakweg 30 Hz tot 20 kHz (zelfs de beste
full-range elektrostaten hebben in het
i
eind-
elektronisch scheidingsfilter versterkers luidsprekers
uiterste hoog en laag problemen), zijn we
helaas wel gedwongen de audio-frekwen-
tieband op te delen. En dan wordt het
een kwestie van kiezen.
Met een goed tweewegsysteem zijn. uitste-
kende resultaten mogelijk. Wij zijn er per-
soonlijk zelfs grote aanhangers van. Maar
men moet natuurlijk reëel zijn met de
eisen die men stelt aan een systeem
bestaande uit een tweeter en een
bas/middentoner. Voor de meeste twee-
ters ligt de onderste weergavegrens op
zo’n 2 a 3 kHz. Dat betekent dat de woofer
het hele stuk van 30 Hz tot 2 of 3 kHz voor
zijn rekening moet nemen. Voor de
meeste woofers is dat een te zware opga-
ve. Een goede 30 Hz weergave vraagt om
een grote basluidspreker, maar die krijgt
gegarandeerd problemen met frekwenties
boven ca. 1 kHz. Een wat kleinere
basluidspreker heeft daar geen last van,
maar die zal weer niet in staat zijn om een
echt forse 30 Hz weer te geven.
Konklusie: Er van uit gaande dat men het
belangrijke middengebied niet wil ver-
waarlozen, is een forse, diepreikende bas
van een tweeweg-systeem teveel
gevraagd. Stelt men dat toch als eis, dan
zal men de woofer moeten ontlasten van
de taak om ook de middenfrekwenties
weer te geven en dat kan alleen door het
toevoegen van een extra luidspreker. En
daarmee zijn we dus bij een drieweg-
systeem beland.
Figuur 1. Blokschema van
een aktieve luidspreker-
box. Met de potmeters in
het filter kan de totale
frekwentiekurve worden
gladgetrokken.
De elektronica
Dankzij het feit dat we in het recente ver-
leden zo vlijtig bezig zijn geweest met
onze "XL-serie”, kon de elektronica van
de box geheel met bestaande elektuur-
schakelingen worden uitgevoerd.
Figuur 2 toont de opzet van de XL-aktief.
Als filter gebruiken we uiteraard het in
september ’84 gepubliceerde elektronisch
scheidingsfilter — we komen daar zomet-
een op terug.
Dan de eindversterkers. Die dienen in een
high-end systeem uiteraard van de aller-
hoogste kwaliteit te zijn. Alleen hoeven de
eindtrappen voor midden en hoog niet
3-59
XL-aktief
elektuur maart 1985
2 x mini-crescendo
O ^ » Q c»
elektronisch
scheidingsfilter
OM
►,°i
ÖÜ
: -
ü
SC *
84071
ó 6
1
Iftr^o Vc,/fio -o*... i'.'.L ••
1: 0 «• q.
crescendo
82180
1®
éimi
=Ö=? ó'ivó' -E
Figuur 2. Opzet van de
"XL-aktief”. Het aktieve
deel van de box kan
geheel met bestaande
Elektuur-schakelingen
worden opgebouwd.
Ö*tf • «=:
luidsprekers
hoog: Focal T 120
midden: Podszus-Görlich
MT130VK
laag: Dynaudio
30 W100
85055-2
zoveel vermogen te leveren als die voor
het laag. Bij de door ons gekozen schei-
dingsfrekwenties ligt de verdeling in de
buurt van 60 : 30 : 10. Dat wil zeggen dat
van het totale verstookte vermogen onge-
veer 60% in de basweergave gaat zitten,
30% in het middengebied, terwijl de
tweeter slechts ongeveer 10% van het tota-
le vermogen te verwerken krijgt. Daarom
hebben we voor het laag een "Crescen-
do” -eind versterker gebruikt, die met zijn
vermogen van 140 watt garant staat voor
een stevige bas-output. Het midden en
hoog hebben elk ruimschoots voldoende
aan de 60 watt van een mini-crescendo.
Voor midden en hoog samen kan dus één
stereo-uitvoering van de mini-crescendo
worden gebruikt. Men kan natuurlijk over-
wegen om de voor de beide stereo-
kanalen benodigde zes eindversterkers
alle in één grote kast onder te brengen.
Vooral als ook de voedingen worden
gekombineerd is dan een flinke bespa-
ring mogelijk. Maar dat moet eenieder
voor zich uitmaken.
Aangezien de beide versterkerontwerpen
van tamelijk recente datum zijn (de mini-
versie iets recenter dan zijn grote broer)
achten we het weinig zinvol om hier nog
eens een komplete bouwbeschrijving van
deze eindtrappen op te gaan lepelen. Dat
is destijds al uitvoerig genoeg gebeurd.
We volstaan daarom met een verwijzing
naar de desbetreffende artikelen: de
(grote) Crescendo is beschreven in
december ’82 en de mini-crescendo in
3-60
XL-aktief
elektuur maart 1985
mei ’84. De printen van beide versterkers
zijn uiteraard in de EPS-service leverbaar.
Weer even terug naar het filter nu. Zoals u
zich waarschijnlijk herinnert is dit ontwerp
geschikt voor twee- en drieweg-systemen
en kunnen er filters met een steilheid van
12, 18 of 24 dB per oktaaf mee worden
opgebouwd. Verder biedt het ontwerp
nog de keuze tussen Butterworth- en
Bessel-filterkarakteristieken. Het artikel
ging vergezeld van de nodige bereke-
ningsformules en bevatte bovendien twee
tabellen waarin de dimensionering voor
de meest voorkomende scheidingsfre-
kwenties werd gegeven. Voor onze XL-
aktief zijn we uitgekomen op scheidings-
frekwenties van 500 Hz en 3500 Hz. Voorts
kozen we voor een steilheid van 24 dB per
oktaaf in kombinatie met een Bessel-
karakteristiek. Om misverstanden te ver-
mijden en u een hoop gezoek te bespa-
ren, leek het ons niet onverstandig om
hier toch maar even de desbetreffende fil-
terdimensionering te vermelden. Figuur 3
toont daarom het schema van het elektro-
nisch scheidingsfilter met de juiste onder-
delenwaarden. Figuur 3b illustreert het
uitgangsspanningsverloop van het filter bij
deze dimensionering. Hou in de gaten dat
het bij de print van het filter (EPS 84071)
om een mo/?oversie gaat. Voor twee
boxen hebt u dus twee printen nodig.
De verbindingen tussen de filteruitgangen
en de eindversterker dienen met afge-
schermde kabel te gebeuren. Voor de
bekabeling tussen de versterkers en de
luidsprekers kan gewoon luidspreker-
snoer worden gebruikt; voor het midden
en hoog volstaat 1,5 mm 2 tweelingsnoer,
terwijl voor het laag een dikte van 4 mm 2
aanbeveling verdient.
De luidsprekers
De luidsprekerbezetting van de XL-aktief
is een echt allegaartje geworden. In
figuur 4 zijn ze afgebeeld. Drie luidspre-
kers — dne verschillende merken. Dat
krijg je automatisch als je op zoek gaat
naar de best mogelijke kombinatie, want
elke fabrikant heeft zo zijn specialiteit.
Dat laatste geldt met name voor de mid-
dentoner (fig. 4b), want die stamt van een
fabrikant die eigenlijk alleen maar mid-
dentoners (en bas/middentoners) maakt.
We hebben het over de Duitse firma Gör-
lich. De door hen vervaardigde luidspre-
kers dragen de naam "Podszus-Görlich”
omdat er membranen in worden toege-
past waarvan de samenstelling berust op
het recept dat ene Dr. Podszus reeds in
de vijftiger jaren heeft gelanceerd. De
firma Görlich heeft het recept aangepast
en produktierijp gemaakt. Het gaat om
een sandwich-membraan, bestaande uit
een laag hard schuimmateriaal (géén sty-
ropor) op een drager van aluminiumfolie.
De sandwich paart een licht gewicht aan
een enorme stijfheid, hetgeen tot uitdruk-
king komt in een zeldzaam goede impuls-
weergave. Vergelijkbare resultaten worden
slechts geleverd door beryllium en andere
sandwich-konstrukties zoals bijv. Kevlar-
Nomex, maar de produktie daarvan is zo
mogelijk nog lastiger dan van dit Podszus-
membraan. Uit het aanbod van Görlich
kozen wij het 13 cm type MT130VK. Voor
het gebied tussen 500 Hz en 3500 Hz is dit
naar onze mening absoluut een van de
beste luidsprekers van dit moment.
Voor de woofer (figuur 4a) kwamen wij uit-
eindelijk terecht bij de Deense luidspre-
kerspecialist Dynaudio. Evenals de
fabrikant van onze tweeter, is Dynaudio
een innovatieve firma die voortdurend
bezig is met het verbeteren van hun chas-
sis en met het uitwerken van vaak verras-
send nieuwe ideeën. De door ons
gekozen woofer is daar een typisch staal-
tje van. Het gaat om het recentelijk geïn-
troduceerde type 30W100 — een 30 cm
luidspreker met een enorme spreekspoel
($ 100 mm!) en een zogenaamde center-
magneet: de magneet bevindt zich in de
spreekspoel. Hoe ze het precies gefikst
hebben weten we niet, een feit is dat de
30W100 bij metingen een zeer goed
impulsgedrag en een uitzonderlijk lage
vervorming laat zien. De frekwentie- en
fase-kurve vertonen bovendien een zeer
gelijkmatig verloop, hetgeen duidt op een
verregaande resonantievrijheid van het
membraan. Deze woofer kan zonder enig
probleem tot een frekwentie van 500 Hz
•
worden gebruikt, hij heeft een extreem
hoge belastbaarheid (450 watt!) en hoort
zonder enige twijfel tot de beste luidspre-
kers in zijn soort.
Dan de tweeter. Experimenten met de
tegenwoordig zeer populaire vlakmem-
braan-tweeters (ook wel ten onrechte
bandluidsprekers genoemd) leverden niet
de gewenste resultaten op. Zowel kwa
spreiding als dynamisch gedrag zijn
goede dometweeters domweg beter. Nóg
betere resultaten zijn alleen met elek-
trostaten of échte bandluidsprekers moge-
lijk, maar daarvoor moet dan ineens wel
een heel stuk dieper in de beurs worden
getast. De door ons gekozen dome-
tweeter, het type T-120 van Focal
(figuur 4c), is een stuk goedkoper en
biedt een weergavekwaliteit die heel
dicht tegen die van een elektrostaat aan-
leunt. De tweeter is uitgerust met een
zogenaamde "inverted dome”: een met
polyester versterkt glasvezelmembraan dat
naar binnen is gewelfd in plaats van naar
buiten. De aandrijving van het membraan
vindt niet zoals gebruikelijk plaats aan de
buitenrand, maar iets meer naar het mid-
den; de spreekspoel heeft namelijk een
kleinere ($ 20 mm) diameter dan het mem-
braan ($ 30 mm). Kenmerken van de T-120
zijn ondermeer een geringe bewegende
massa (0,23 gram), een soepele ophan-
ging, een hoge membraanstijfheid en een
lage resonantiefrekwentie (600 Hz). De
amplitude- en fasekarakteristiek vertonen
een zeer lineair verloop, de spreiding is
voorbeeldig en de tweeter reageert zeer
snel op impulsen.
Goede luidsprekers — we zeiden het al
eerder — zijn niet goedkoop. Een van-
zelfsprekende zaak eigenlijk, maar er zijn
3-62
4a
XL-aktief
elektuur maart 1985
altijd nog leveranciers van inferieur mate-
riaal die hun potentiële klanten iets anders
trachten wijs te maken. Met de luidspre-
kerset voor de XL-aktief is een aanzienlijk
bedrag gemoeid, maar voor de geboden
kwaliteit is de prijs volstrekt redelijk te
noemen. Een globale prijsindikatie: de
Dynaudio 30W100 kost ca. ƒ 400,—, de
Podszus Görlich MT130VK ca. ƒ 350—, ter-
wijl voor de Focal T-120 rond ƒ 120,—
betaald moet worden.
Voor hen die de middentoner wel èrg
duur vinden, zij vermeld dat van de Pods-
zus ook een uitvoering bestaat die
gewoon MT130 heet (dus zonder het toe-
voegsel "VK"). Deze versie is zo’n 100 gul-
den goedkoper en is te beschouwen als
de voorloper van de ”VK”. Ofschoon kwa-
litatief een fraktie minder, is ook dit type
in principe in de XL-aktief toepasbaar. De
definitie in het middengebied neemt dan
wel iets af, maar blijft nog altijd zeer
goed.
De kast
De behuizing van de XL-aktief is vrij kon-
ventioneel van vorm. Het enige opvallen-
de detail is het enigszins schuin
geplaatste front, dat een optimaal geluids-
beeld garandeert wanneer men zich op
luisterhoogte (= zithoogte) bevindt. Verder
valt over de box alleen nog op te merken
dat hij enorm robuust is en dat is ook het-
geen waar het bij de nabouw het meest
op aan komt. Op de timmertechnische
details gaan we echter zodadelijk in, bij
het hoofdstuk ”de bouw”. Nu eerst wat
losse opmerkingen vooraf.
We zijn er van uit gegaan dat de elektro-
nica niét in de box wordt ondergebracht.
Zowel de trillingen die de woofer produ-
ceert als de warmteontwikkeling van de
versterkers maken dit in feite ongewenst,
hoewel we heel goed beseffen dat het
natuurlijk aantrekkelijk is om elektronica
en luidsprekers lekker kompakt in één
kast te hebben. Wil men het filter en de
versterkers per se graag in de box inte-
greren, dan kan het beste een speciale
voet voor de box worden gefabriceerd,
waar een en ander in wordt onderge-
bracht. Zorg daarbij vooral voor voldoende
ventilatiemogelijkheden!
Figuur 4. De toegepaste
luidspreker-chassis.
Figuur 4a toont de
woofer, 4b de ietwat
buitenissige middentoner
de 4c de 'inverted-dome-
tweeter”.
3-63
XL-aktief
elektuur maart 1985
Figuur 5. Een variovent
bevat speciaal dem-
pingsmateriaal, waardoor
hij als een soort "akoesti-
sche weerstand" fungeert
voor de woofer.
Waar een luidsprekerontwerper in de
keuze van de vorm van de kast redelijk
vrij is (hoewel die niet zonder invloed is
op de weergave overigens!), wordt de
inhoud van de kast uitsluitend bepaald
door de elektrische en mechanische
eigenschappen van de basluidspreker.
Daar valt dus niets te kiezen. Onze woofer
voelt zich het beste thuis in een gesloten
box met een inhoud van tenminste 90 liter.
Een gesloten box: dat bespaart zowel u
als ons het altijd weer wat problematische
gedoe met basreflex-openingen.
De door ons aanbevolen kast heeft een
netto-inhoud van ca. 95 liter en is voorzien
van twee zogeheten variovents (figuur 5).
Zo’n variovent (een vinding van Dynaudio)
is een met speciaal dempingsmateriaal
gevuld roostertje van 10 cm diameter, dat
in een opening in de achterwand van de
box wordt gemonteerd. De gedachten
gaan dan toch weer gauw in de richting
van een basreflexopening, maar die funk-
tie heeft een variovent bepaald niet. Hij
moet eerder worden beschouwd als een
akoestische weerstand of mechanische
”rem” en wordt door Dynaudio aanbevo-
len om de resonantiepiek van de woofer
te dempen en zo het uitslingergedrag te
verbeteren. De bassen gaan daarmee aan-
merkelijk strakker klinken. De 30W100
heeft bij deze kastinhoud zoals gezegd
twee variovents nodig.
De middentonenluidspreker mag uiteraard
niet akoestisch gekoppeld zijn met de
woofer. Daar zijn verschillende oplossin-
gen voor denkbaar. Men kan hem voor-
zien van een "pot” zoals sommige
fabrikanten voor hun middentoners leve-
ren; men kan in de box een apart kompar-
timentje luchtdicht afscheiden van de rest;
of men kan een ”pijp-belasting” toepas-
sen. In dat laatste geval bestaat de behui-
zing voor de middentoner uit een
(kunststof) pijp, die uitmondt in de achter-
kant van de baskast. De pijp wordt van
binnen gevuld met dempingsmateriaal,
maar blijft aan de achterkant gewoon
open. De lengte van de pijp wordt
afgestemd op de laagst weer te geven fre-
5
montagevolgorde
paneel 1
balk 2
balk 3
balk 4
antidreunplaat 5
aniidreunplaat 6
tussenschot 7
paneel 8
balk 9
balk 10
balk 11
antidreunplaat 12
paneel 13
balk 14
balk 15
balk 16
balk 17
paneel 18
balk 19
balk 20
balk 21
draadstang 22
paneel 23
paneel 24
latje 25
latje 26
latje 27
PVC-pijp 28
paneel 29
schot 30
deflektor 31
antidreunplaat 32
plaatje met aansluitbussen 33
kwentie. Wij hebben voor de pijp-
belasting gekozen, omdat onze middento-
ner daarmee net dat nauwelijks te
omschrijven tikkeltje "opener” en "losser”
bleek te klinken dan in een luchtdicht
gesloten kompartimentje.
Zo, en dan wordt het nu tijd dat we de
box eens in elkaar gaan zetten.
De bouw
Voor hen die zich bij het zien van de
bouwtekening zowat een ongeluk schrik-
ken, hebben we om te beginnen een
geruststellende mededeling. De hier
beschreven kast lijkt kwa opzet, vorm en
inhoud sterk op de DAK 3-210, die door
Dynaudio als kant-en-klaar houtpakket op
de markt wordt gebracht. Mits men die
kast konform onze bouwtekening voorziet
van een extra frontpaneel en van de nodi-
ge verstevigingen, kan de DAK 3-210 zeer
goed als uitgangspunt worden gebruikt
voor de XL-aktief. Dat scheelt een slok op
de borrel in het benodigde timmerwerk.
De twee belangrijkste eisen waaraan de
kast moet voldoen zijn dat hij luchtdicht is
en dat hij stevig is. Stevig, stevig en nog
eens stevig. Dus verzeker u van de hulp
van een paar forse lijmtangen en een flin-
ke hoeveelheid houtlijm (echte timmerlui
gebruiken weinig schroeven, maar wel
massa’s lijm) en zet de kast zo stevig
mogelijk in elkaar. Zoals figuur 6 laat zien,
hebben wij van onze kant er alles aan
gedaan om de stevigheid van de box te
verzekeren. Voor de wanden is uitgegaan
zijpanelen (2 x)
deksel
bodem
}
}
voet
balkenkruis
frontpaneel
achterpaneel
3-64
3-65
XL-aktief
elektuur maart 1985
Figuur 7. Dit zaagplan
geeft een kompleet over-
zicht van het benodigde
materiaal.
85055 7.
van 18 mm multiplex. Het front is boven-
dien nog eens extra verzwaard door er
een trapeziumvormig paneel (24) tegen te
lijmen. De houten balkjes langs de ran-
den. het tussenschot (7), alsmede het bal-
kenkruis (20. 21) staan borg voor een
behoorlijke robuustheid. . .mits — we zeg-
gen het nog eens — een en ander door u
met de nodige zorg in elkaar wordt gezet!
De voet vormt een integraal deel van de
kast. Direkt boven de voet is in het inte-
rieur een voor sommigen misschien wat
vreemd aandoend schuinstaand paneeltje
zichtbaar, dat bekleed is met dem-
pingsmateriaal. Dat is een zogenaamde
deflektor (31). Deze is niet echt verplicht,
maar geeft in élke box een verbetering
van de demping.
Wanneer u met de zaag niet zó vast ter
hand bent, is het misschien het verstan-
digste om de benodigde panelen en bal-
ken door de timmerman op maat te laten
maken. Wellicht is deze man tegen een
kleine vergoeding ook genegen om de
diverse gaten vast voor u uit te zagen. In
het zaagplan van figuur 7 vindt u al het
materiaal bijeengebracht dat voor één box
nodig is. Dus dat zaagplan kunt u als
"boodschappenlijstje" gebruiken bij de
houthandel. De nummers korresponderen
met die in figuur 6.
Trouwens, die nummers in de bouwteke-
ning van figuur 6 zijn niet willekeurig
gekozen, maar geven globaal de werk-
volgorde aan. Als men zich aan die volg-
orde houdt, dan moet ook een onervaren
timmerman in staat zijn om de zaak naar
behoren in elkaar te krijgen.
Bij de montage gaan we uit van de achter-
wand; d.w.z. die wordt voorlopig nog niet
vastgelijmd of -geschroefd, maar dient als
"mal" voor het haaks uitrichten van de
rest van de box. We leggen de achter-
wand plat op de grond en zetten de
3-66
7b
XL-aktief
elektuur maart 1985
beide zijpanelen, de bodem en het deksel montagekit.
er tegenaan. Nu kunnen we precies afte- Daarna kunnen de voet van de kast (18. 19)
kenen waar de balkjes (2, 3, 4, 10, 11, 14, en de deflektor (30, 31) worden gemon-
15, 16, 17) moeten komen. Als men die teerd. Ook kan men nu het balkenkruis
eenmaal op hun plaats heeft gelijmd, kan (20, 21) in elkaar zetten en tegen de zijpa-
het geheel van zijpanelen, bodem, deksel nelen vastschroeven. (Straks trekken we
èn tussenschot (7) in één keer in elkaar dat balkenkruis met een paar stevige
worden gezet. Flink veel lijm gebruiken, schroeven of met behulp van een lange
een paar koploze spijkers om de zaak op draadstang (22) tegen het front- en het
zijn plaats te houden en vervolgens het achterpaneel aan.) Als dit allemaal
geheel inklemmen in een paar lijmtangen gebeurd is, dan kan het achterste frontpa-
en laten drogen. neel (23) op zijn plaats worden gebracht,
Het beste is om nu maar vast de anti- waarna de kunststof pijp er in kan worden
dreunplaten (5, 6, 12 en 32) tegen de wan- gelijmd. Gebruik het achterpaneel hierbij
den te plakken, want anders kan men er weer even als mal, want de pijp moet
straks niet meer bij. In plaats van de in de haaks op de achterwand komen. Verzink
autohandel verkrijgbare antidreunplaten, de pijp ongeveer 5 mm in het frontpaneel
kan ook 10 mm dik dakleer of van een en gebruik rijkelijk veel lijm en eventueel
dikke rubber rug voorziene vloerbedek- silikonenkit voor een goede afdichting,
king worden gebruikt — het lijmen Vervolgens kan men zich gaan bezighou-
gebeurt met een plastische kit, zoals spe- den met het verlijmen van het voorste
ciale vloerbedekkingskit of Bison- frontpaneel (24), waarna men het achterpa-
Onderdelenlijst
Ivoor één box)
luidsprekers: laag -
Dynaudio 30W100
midden — Podszus Görlich
MT130VK
hoog — Focal T 120
versterkers: laag
crescendo (elektuur
dec. '82)
midden - mini-crescendo
(elektuur mei '84)
hoog — mini-crescendo
filter: elektronisch
scheidingsfilter (elektuur
sept. '84 )
2 variovents (Dynaudio)
diversen:
6 banaanstekerbussen
luidsprekerkabel — 4 mm 2
voor woofer, 1,5 mm 2 voor
middentonen en tweeter,
lengte max. 2,5 meter
kunststof pijp - $ 12 cm,
lengte ca. 38 cm
rolletje steenwol (ca. 3 cm
dik)
BAF-wadding of ruwe
schapenwol
draadstang - $ 6 mm,
lengte 40 cm
koploze spijkers
houtschroeven
houtlijm
hout:
zie zaagplan figuur 7
3-67
XL-aktief
elektuur maart 1985
8
85055-8
Figuur 8. De frekwentie-
kurve werd gemeten op
een afstand van 1 meter
van de box, in een
“gemiddelde huiskamer".
neel vast voor montage kan voorbereiden:
de variovents kunnen erin worden gelijmd
Quchtdicht!), de aansluitbussen (33) kun-
nen worden gemonteerd en de kabels
kan men al aan de bussen bevestigen.
Dan zijn we nu zover dat we de kast kun-
nen gaan dempen. Het beste is om de zij-
panelen, de achterwand en de deflektor
te voorzien van een ca. 3 cm dikke laag
steen- en glaswol en de overgebleven
ruimte (inklusief de voet) losjes op te vul-
len met BAF-wadding, of — nog beter —
luchtig uiteengeplozen schapenwol. Ook
de kunststof pijp voor de middentoner
krijgt een vulling van BAF-wadding.
Als dat gebeurd is, kan de achterwand
worden bevestigd. Let hierbij vooral weer
op een goede afdichting tussen de
kunststof pijp en het daarvoor bestemde
gat in de achterwand!
Rest alleen nog het solderen van de
kabels aan de luidsprekers (let op de
polariteit: rood = plus) en het monteren
van de chassis in het frontpaneel. Gebruik
bij dat laatste silikonenkit of tochtband
voor een goede afdichting en kijk goed
uit dat u de luidsprekers niet beschadigt;
met name het membraan van de midden-
toner is erg kwetsbaar! Voor de bevesti-
ging van de luidsprekers zijn houtschroe-
ven ruim voldoende; eventueel kan voor
de woofer het gebruik van bouten en
inslagmoeren worden overwogen.
De kast is nu helemaal klaar en kan nu
naar smaak worden afgewerkt (gefineerd,
gelakt o.i.d.). Luidsprekerdoek kan het
beste op een apart raamwerkje worden
gespannen, dat dan met behulp van klitte-
band tegen het frontpaneel wordt
bevestigd.
Afregeling
Aangezien de rendementen van woofer,
squawker en tweeter niet exakt hetzelfde
zijn, dienen we ter verkrijging van een
rechte frekwentiekurve, de uitgangsnivo’s
van het scheidingsfilter nog op de juiste
wijze in te stellen. Dat is gelukkig een vrij
simpele aangelegenheid. Het enige dat
men er voor nodig heeft is een toongene-
rator en een multimeter — mits die laatste
in het wisselspanningsbereik recht loopt
tot 20 kHz, iets dat zelfs veel goedkope
multimeters heel redelijk blijken te doen.
■ We koppelen voorzichtigheidshalve de
luidspreker los van de eindversterkers
en beginnen met een frekwentie van
100 Hz toe te voeren aan de ingang van
het scheidingsfilter of de ervoor gescha-
kelde regelversterker.
■ Zet PI in het scheidingsfilter op maxi-
mum en regel de uitgangsspanning van
de generator zodanig af dat op de uitgang
van de eindversterker voor de woofer
exakt 1 volt wordt gemeten.
■ Laat de uitgangsspanning van de gene-
rator nu op dezelfde waarde staan en
draai de frekwentie naar 1 kHz. Stel filter-
potmeter P2 zodanig in dat op de uitgang
van de versterker voor de middentoner
precies 0,5 volt staat.
■ Draai de generatorfrekwentie tenslotte
op 10 kHz (nog steeds bij dezelfde uit-
gangsspanning!) en regel nu met P3 de
uitgangsspanning van de versterker voor
de tweeter op exakt 0,7 volt af.
Met deze instelling wordt een zo goed als
rechte frekwentiekarakteristiek verkregen.
Hebt u een afwijkende smaak, of vertoont
uw huiskamer in akoestisch opzicht eigen-
aardigheden, dan kan van deze instelling
natuurlijk (enigszins) worden afgeweken.
Tenslotte
We geloven dat het verhaal hiermee aar-
dig kompleet is. Nu is voor u de tijd aan-
gebroken om eens op uw gemak
uitgebreid te gaan luisteren naar de box.
We hopen dat u over de weergave net zo
enthousiast zult zijn als wij. Als u houdt
van een pittige, van leven "tintelende”
weergever, dan zult u in ieder geval niet
teleurgesteld worden.
Figuur 8 toont een frekwentiekurve van de
XL-aktief, welke werd opgenomen in een
niet-ideale "gemiddelde huiskamer",
reden waarom de kurve in het uiterste
laag en hoog een tikkeltje vroeg lijkt af te
vallen. Een "dode-kamer-kurve" konden
we niet meer op tijd voor u realiseren. Op
zich zegt een dergelijke kurve trouwens
bar weinig.
Tenslotte zijn in tabel 1 de belangrijkste
technische gegevens van de box vermeld.
3-68
Bij de meeste modelboten zijn aan boord
twee akku's aanwezig: een grote voor de
aandrijving en een kleintje voor de ont-
vanger en de servo’s. Beide leveren een
andere voedingsspanning, zodat het niet
mogelijk is om de ontvanger rechtstreeks
te voeden vanuit de motor-akku. Met deze
speciale stabilisatieschakeling kan men uit
de motor-akku een spanning van 4,8 V
voor ontvanger en servo’s afleiden, zodat
een aparte ontvanger-akku niet meer
nodig is. Bovendien bevat de schakeling
ook nog een akkuspanningsbe waker die
een relais afschakelt als de spanning daalt
beneden een van te voren ingestelde
waarde.
De stabilisator
De nominale spanning van de motor-akku
bedraagt 6 V (5 NiCd-akku’s in serie). De
ontvanger werkt gewoonlijk met een voe-
dingsspanning van 4,8 V (4 cellen in
serie). Een verschil van slechts 1,2 V, en
dat vraagt een speciale aanpak voor het
stabilisatiegedeelte.
De referentiespanning wordt geleverd
door zenerdiode D3, een 2,7 V-type. De
rond Tl opgebouwde stroombron zorgt er
voor dat de stroom door de zener altijd
konstant is, onafhankelijk van de voe-
dingsspanning. De referentiespanning van
2,7 V staat op de basis van T4, die samen
met T5 een verschildetektor vormt. T4
stuurt via T3 de regeltransistor T2. Door
de gekozen konfiguratie (kollektor van T3
ligt via weerstand aan massa, i.p.v. aan de
kollektor van T3 zoals dat gewoonlijk
gebeurt) kan de spanningsval over de
regeling zeer klein zijn terwijl alles toch
nog goed werkt. De basis van T5 krijgt via
instelpotmeter P2 een spanning die wordt
afgeleid van de uitgangsspanning. De ver-
schilversterker stelt zich nu zo in (en
regelt dus T2 zodanig) dat de basisspan-
ning van T5 gelijk is aan de basisspanning
van T4. De regeling zorgt er dus voor dat
op de loper van P2 altijd ook een span-
ning van 2,7 V staat. De uitgangsspanning
wordt hier bepaald door de instelling van
de spanningsdeler R7/P2/R8.
Met het voorgeschreven transistortype
voor T2 (een BD 240) bedraagt de maxima-
le stroom voor ontvanger en servo’s 1 A. In
verband met het kleine spanningsverschil
tussen ingang en uitgang was het niet
mogelijk om een stroombegrenzing in te
bouwen. Die zou in dit geval ook niet zo
wenselijk zijn, want de servo’s kunnen vrij
grote stroompieken trekken tijdens
manoeuvreren.
De akkuspanningsbewaker
Dit gedeelte is opgebouwd rond opamp
IC1, die als komparator is geschakeld. De
inverterende ingang van de 3130 is ver-
bonden met de 2,7 V-referentiespanning.
De niet-inverterende ingang is via de
spanningsdeler P1/R13/R14 aangesloten op
de motor-akku. Zolang de akkuspanning
ongeveer 6 V is, zal de spanning op de
+ -ingang hoger zijn dan de spanning op
de — ingang. De uitgang levert dan een
spanning van circa 6 V, transistor T6
ontvangervoeding
uit motor-akku
geleidt en het relais is aangetrokken.
Daalt de akkuspanning tot bijvoorbeeld
5,5 V (afhankelijk van de instelling van PI),
dan klapt de uitgang naar nul en valt het
relais af.
De relaiskontakten kunnen worden
gebruikt om de motor af te schakelen of
op halve kracht te laten draaien, zodat de
stroomopname flink wordt verminderd. Dit
kan tot gevolg hebben dat de akkuspan-
ning weer stijgt tot boven de drempel-
waarde van de komparator. Om te voor-
komen dat deze het relais dan weer zou
inschakelen, is een hysteresis ingebouwd
(Ril, D4 en R10).
De motor kan weer worden ingeschakeld
door SI in te drukken. Op de niet-
inverterende ingang van IC1 komt dan
even de volle akkuspanning te staan en
de uitgang klapt weer omhoog. Kondensa-
tor C4 zorgt er trouwens voor dat de kom-
parator steeds automatisch wordt
"hooggezet” bij het inschakelen van de
voedingsspanning.
De afregeling is eenvoudig. Sluit op de
ingang een 6 V-akku aan en regel de uit-
gangsspanning met P2 af op 4,8 V. Voor
de spanningsbewaker kan men beter een
regelbare voeding op de ingang aanslui-
ten. Stel deze in op de gewenste "afscha-
kelspanning”, bijvoorbeeld 5,5 V, en
verdraai PI zo dat het relais juist afscha-
kelt. Daarmee is de schakeling klaar voor
gebruik. N
i
voor scheeps-
modellen
Figuur 1. Het schema van
de "dubbele” schakeling.
Het bovenste gedeelte is
de spanningsregelaar, het
onderste gedeelte de
akkuspanningsbewaker.
3-69
universele up/down-counter
elektuur maart 1985
optellen en
aftellen in
universeel-
formaat
universele
up/ down-counter
In de elektronica-wereld wordt er heel wat afgeteld. Er worden tellers
gebruikt in frekwentiemeters, toerentellers, klokken en meer van dat
soort zaken. Vaak zitten deze tellers geïntegreerd in specifieke IC's,
zodat niet naar eigen smaak in de teller-elektronika kan worden
ingegrepen. Voor eigen ontwerpen en voor experimenten voldoet een
losse teller-eenheid vaak beter. De hier beschreven tellerbouwsteen
mag dan ook gerust universeel genoemd worden. Het betreft hier een
decimale teller met een uitlezing, die naar hartelust uitgebreid kan
worden in de gewenste schakeling.
Tellerbouwstenen hebben bij Elektuur
een lange geschiedenis achter de rug:
Het begon in oktober 70 met nixie-
buisjes. Destijds kostte een nixie-buis
rond 15 gulden, terwijl het bekende teller-
IC 7490 goed was voor zo’n 18 gulden (!).
Verder ging het in april 71 met de mini-
trons (7-segment*displays met gloeidraad-
jes). Goedkoop waren de minitrons ook
niet: ongeveer 15 gulden. De prijs van de
7490 daalde af naar 7 gulden. Overigens:
7-segment-displays werden door de hob-
byist van pertinax en gloeilampjes zelf
gemaakt! Hierna was de vooruitgang niet
meer tegen te houden. In mei 75 werd de
minitron verdrongen door een echt
7-segment-LED-display in een frekwentie-
meter. Ook hier een prijsvergelijking:
LED-display voor 7 gulden, 7490 voor
3 gulden. De eerste tellerbouwsteen met
LCD-uitlezing verscheen pas in november
’81. Door de grote vraag zijn we nog eens
opnieuw de ”teller-wereld” ingedoken en
hebben een tellereenheid ontwikkeld, die
3-70
universele up/down-counier
elektuur maart 1985
alles kan:
■ Op- en aftellen
■ Tellerstand onthouden
■ Alle 7-segment-uitlezingen aansturen
(LED, LCD fluorescentie-display, enz.)
■ Preset-mogelijkheid.
Laten we snel overgaan naar het
Schema
Eigenlijk is er niets bijzonders te zien in
figuur 1. Teller-IC2, dekoder IC1 en de
7- segment-uitlezing LD1. De bijzonderhe-
den zijn echter in de IC’s verborgen!
IC2 vormt een synchrone BCD-up/down-
counter met voorinstelling van de tel-
lerstand (preset). Deze preset werkt echter
asynchroon. Nog even in het kort een ver-
klaring van de begrippen synchroon en
asynchroon. De meest BCD-teller-IC’s
bevatten in principe 4 flipflops en een
aantal poorten waarmee een gewenste
funktie ingesteld kan worden. Asynchroon
betekent, dat de uitgang van een flipflop
verandert als hij een kloksignaal van de
voorgaande flipflop ontvangt. Synchroon
betekent, dat de flipflops allemaal tegelij-
kertijd een klokpuls ontvangen. Bij een
lange flipflop-keten hoeft men dan niet te
wachten tot alle flipflops doorlopen zijn.
In onze toepassing komt dat natuurlijk
goed uit. Zou men bijvoorbeeld een
8- digit-teller asynchroon willen opbouwen,
dan moeten er 32 flipflops doorlopen wor-
den voordat het resultaat kan worden uit-
gelezen. Bij een synchrone opbouw
daarentegen is het resultaat er meteen.
De teller IC2 heeft heel wat pootjes om
aan te sluiten: voedingsspanning
(3 ... 18 V) en nul, vier uitgangen van de
flipflops (Ql, 02, 03, 04) en een klokin-
gang die intern met alle flipflops verbon-
den is (CLK). Verderjs er een
up/down-ingang (U/D) die bepaalt of er
op- of afgeteld moet worden. Natuurlijk is
er ook een reset-ingang (R). Aan de ingan-
gen PI, P2, P3 en P4 kan een beginstand
voor de teller worden ingevoerd (preset).
PI is het minst significante bit (LSB). Bij de
uitgangen is dat 01- De teller leest de
preset-waarde in als de program-enable-
ingang PE ’T’ is. Dit geschiedt onafhanke-
85019 1
lijk van het kloksignaal. Het inlezen
gebeurt dus asynchroon.
Blijven verder nog de aansluitingen carry
in (Cl) en carry out (CO). Eigenlijk maken
deze aansluitingen pas een echte teller-
bouwsteen van het IC. Zij vormen namelijk
de verbinding tussen voorgaande en
navolgende tellereenheden. Men noemt
dit kaskaderen. Kaskaderen gaat hier zeer
eenvoudig: CO van de voorgaande een-
heid verbinden met de Cl van de volgen-
de, enzovoorts.
Ook IC2 heeft heel wat in zijn mars. Het
herbergt een BCD-naar-7-segment-deko-
der, een tussengeheugen Qatch) en een
display-aansturing. Een blik op het sche-
ma laat zien, dat er 7 uitgangen voor de
segmenten zijn (a. . .g). Natuurlijk zijn er 4
Figuur 1. Een tellereen-
heid bevat een teller-IC
(synchrone BCD-
up/down-counter met
asynchrone preset), een
dekoder-IC (BCD
naar-7-segment-dekoder
met latch en display-
aansturing) en de LED-
uitlezing.
Figuur 2. De verscheidene
funkties van het teller-IC
worden het duidelijkst
weergegeven aan de hand
van dit tijdvolgorde-
diagram.
2
3-71
universele up/down-counter
elektuur maart 1985
Figuur 3. De verschillende
aansluit-mogelijkheden
van 7-segment LC-,
gloeidraad-, LED-,
fluorescentie- en gasont-
ladingsbuizen. Bij LC-
uitlezingen moet de deci-
male punt <Dp) via een
EXOR-poort aangestuurd
worden. De ingangen van
de poort worden dan ver-
bonden met Ph en de Dp-
ingang.
Figuur 4. Koper-layout en
komponenten-opstelling
van de print voor twee
tellereenheden. Voor de
opbouw moeten de delen
gescheiden worden met
behulp van een figuur-
zaag of een scherp mesje.
Bij een dubbele uitlees-
eenheid hoeft de display-
print niet gehalveerd te
worden.
Onderdelenlijst
Weerstanden:
R1...R8 = 220 Q, 1/8 W
Halfgeleiders:
LD1 = MAN4410A gr.
MAN4610A o.
MAN4910A r.
MAN4810A ge (General
Instrument); Siemens- en
HP-typen: zie tekst.
IC1 = MC 14543B
(Motorola)
IC2 = MC 14510B
(Motorola)
3
ingangen voor de BCD-informatie: A
(LSB). . .D (MSB). Verder nog de aansluitin-
gen voor de voedingsspanning (3 ... 18 V)
en de nul.
Interessant wordt het bij de aansluitingen
Ph. BI en LD Op ingang LD staat normali-
ter een ’T'. Wordt deze "0” gemaakt, dan
wordt de BCD-waarde in het tussen
geheugen gezet en wordt de geheugenin-
houd doorgegeven naar de segment-
uitgangen.
Ingang BI is gewoonlijk "O”. Zetten we
hierop een ’T', dan doven de segmenten.
Overigens gebeurt dit ook als er een
getal groter dan 9 (in BCD) op de ingang
staat.
De Ph-ingang bepaalt of displays van het
common-anode-type of common-cathode-
type worden aangestuurd. Het komt
eigenlijk erop neer, dat de segment-
uitgangen met behulp van deze ingang
kunnen worden geïnverteerd. Hoe men
de verschillende display-vormen kan aan-
sluiten toont figuur 3. Naar gelang de
display-soort (LC-, LED-, fluorescentie-,
gloeidraad- en gasontladings-uitlezingen)
wordt Ph ”0” of ”1” gemaakt. Degenen die
zich iets meer willen verdiepen in de toe-
passing met fluorescentie-displays kunnen
ter informatie het desbetreffende artikel in
het maartnummer ’83 naslaan. In onze tel-
lereenheid hebben we LED-displays
3-72
5
universele up/down-counter
elektuur maart 1985
F- 1_
i
7812
n
f-
12V
250 mA
-O
4x 1N4001
-©12V
oio:©:©:©:
N1.N2 * % 4093
N3.N4 = 'h 4070
*4
o, o, o, o 4 _
*
r
■1
IC2 - 4S10 £ °
e» vo
»i 'l •» *4 <14 ■
* C C m 1
IC1 - 4543
9 .0
1
H
A • C 0
mim
o, o» o, o 4 ^
IC2-4510 «O
u4
i« *• ** «»*
> n 1 f I f ff m+p -I ‘I ? £ l rl rmr A
gebruikt. De andere uitlezingen zijn
meestal niet in een ”l-digit-uitvoering”
verkrijgbaar, LED-displays passen dus
beter in een universele tellerbouwsteen.
Opbouw
Figuur 4 laat de koper- en komponenten-
zijde van de print voor de tellereenheid
zien. Van deze print kunnen naar keuze 2
aparte tellers of een dubbele teller
gemaakt worden. Voor de komponenten
gemonteerd worden, dient men de print
eerst op maat te zagen. Om te beginnen
worden het displaygedeelte en de beide
tellergedeelten van elkaar gescheiden
(met een figuurzaag of een scherp mesje).
Wordt maar een eenheid gebruikt, dan
moeten de beide display-gedeelten ook
gescheiden worden. De foto laat het resul-
taat van ons soldeerwerk zien. Als de
printen op de juiste manier van elkaar
gezaagd zijn, moeten ze met de massa-
vlakken aan elkaar gesoldeerd kunnen
worden. Extra steun wordt verleend door
de segmentweerstanden, die aan beide
printjes vastzitten.
Behalve de aansluitingen Dp, + en LD zit-
ten alle aansluitingen aan de smalle zijde
van de tellerprint. De eenheden kunnen
dan samen op een stuk gaatjesprint
gemonteerd worden zodat een stevige
konstruktie ontstaat. Ook elektronisch
gezien komt dit goed uit, daar de meeste
aansluitingen toch doorgelust moeten wor-
den. O ja, vergeet niet de eenheden via
Cl en CO met elkaar te verbinden.
Nog even iets over de LED-displays. Daar
IC1 maar 10 mA segmentstroom kan leve-
ren, hebben de in de stuklijst opgegeven
displays de voorkeur. De bekende typen
van Siemens of Hewlett-Packard vragen nl.
15 tot 25 mA voor dezelfde lichtopbrengst:
7750r, 7650o, 7670gr (common anode, Dp
links); 7751r, 7651o, 7671gr (common anode,
Dp rechts); 7760r, 7653o, 7673gr (common
cathode, Dp rechts). Deze displays zijn
ook wel bruikbaar, maar geven minder
licht. Daarom is het beter om elke
segment-uitgang te bufferen, bijvoorbeeld
zoals bij de gloeidraaduitlezing in figuur 3.
Vergeet vooral niet de aansluiting Ph/com
aan de juiste spanning te leggen!
Gebruik
In figuur 5 wordt een voorbeeld gegeven
van een mogelijke toepassing voor de tel-
lereenheid. Hier is uitgegaan van de
"omwentelingenteller” uit het oktobernum-
mer van 1981. Het teller-IC MK50398 is ver-
vangen door 6 tellereenheden, waarvan
hier 2 zijn weergegeven. Aan de hand van
dit voorbeeld kan men voor alle mogelij-
ke (en onmogelijke) toepassingen wel een
oplossing bedenken. M
Figuur 5. Gebruiksvoor-
beeld voor 6 tellereenhe-
den: de omwentelingen-
teller uit het oktobernum-
mer 1981.
Geschatte bouwkosten:
f 35,— <inkl. print en
7760-LED-displays)
3-73
A A
A
Robotweld met loep houdt
beide handen vrij bij het
fijne werk
De nieuwe Robotweld van Ferm is een handig
"bijdehandje" waarin kleine werkstukken in
elke gewenste stand vastgeklemd kunnen
worden. Hij is voorzien van een sterke loep (die
ook verwijderd kan worden), zodat zelfs het
fijnste miniatuurwerk perfekt in het oog
gehouden kan worden. De zvwnkbaarheid van
de robotweld is letterlijk grenzeloos: de beide
krokodilbekken. de as waarop ze gemonteerd
zijn en de centrale as op het voetstuk kunnen
alle in elke stand versteld worden. Uiteraard is
ook de loep in alle richtingen zwenkbaar.
Werkstukken waaraan heel fijn las- of soldeer-
werk moet worden verricht, of waarin men
met minigereedschap wil boren enz., kunnen
in de meest ideale werkstand worden inge-
klemd, zo nodig met gebruikmaking van beide
bekken, zodat men beide handen vrij heeft om
het gereedschap te hanteren.
Elektronica-hobyisten. instrument- en siera-
denmakers en alle andere liefhebbers van het
fijne werk hebben aan de robotweld een slim-
me helper, voor wie geen klus te moeilijk is en
die maar een heel bescheiden aankoopbedrag
vergt.
Ferm BV,
Postbus 134,
8280 AC Cenemuiden,
Tel. 05208-55077 (3149 M)
Deltatronic 2000 CV-regeling
De Deltatronic 2000 is een nieuw regelsysteem
voor huishoudelijke CV-installaties. De ingre-
diënten: een centrale regelkast izie foto) en
sensoren voor de meting van de temperatuur
in de woonkamer linklusief temperatuur-
instelknop en inschakelbare nachtverlagingl.
de watertemperatuur en de buitentempera-
tuur. De CV-pomp wordt geschakeld met een
nadraaitijd die mede van de watertemperatuur
afhangt. Belangrijkste optie: een elektronische
weekklok.
De regeling gaat uit van een zorgvuldige dose-
ring van de warmteproduktie, volgens het
gepatenteerde principe van de "variable anti-
cipatie". Denk daarbij aan een elektronisch
overlegorgaan van de watertemperatuur, de
buitentemperatuur en de (feitelijke èn
gewenste = ingestelde) kamertemperatuur. Al
deze temperaturen hebben in een bepaalde
mate inspraak in het besluit tot warmteproduk-
tie Deze elektronische demokratie heeft posi-
tieve gevolgen voor het komfort en de
gasrekening: geringe variaties van de kamer-
temperatuur, een zo laag mogelijke watertem-
peratuur en een minimale schakelfrekwentie
van de CV-ketel. Er is nooit sprake van warmte-
overproduktie; het "overschoot" -verschijnsel,
na het opwarmen, treedt dan ook niet op.
Het apparaat is goedgekeurd door de KEMA
en door het Gasinstituut. Dat betekent dat het
voldoet aan buitengewoon strenge veiligheids-
eisen. Mocht onverhoopt een elektronisch
onderdeel defekt raken, dan is het "klapperen"
van het branderrelais (bijvoorbeeld door 50 Hz-
storingen) uitgesloten. De gasklep zal dus uit-
sluitend opengaan na een "officiële" opdracht
daartoe: een gevaarlijke opeenhoping van
onverbrand gas is daarmee uitgesloten.
Fabrikant : Ecofour BV Va/kenswaard
/ 04902 -161501
Verkoop: tJedeximpo Veghel ( 04130-87555 )
(3180 M)
praktische programma's voorzien van duidelij-
ke beschrijvingen. Ze behandelen stuk voor
stuk een specifiek onderwerp op een dusdani-
ge wijze, dat het voor iedereen begrijpelijk is.
Het boek bevat o.a. de volgende programma's:
Sorteren van gegevens, afdrukken van BASIC-
listings. inventarisatieprogramma voor casset-
te etc. Een cassette met daarop de in het
boekwerkje beschreven programma’s, is ver-
krijgbaar onder de naam Software Plus-
praktijkprogramma's voor de ZX-Spectrum
deel 2 voor een bedrag van f 24.95. Het boek
zelf kost f 18,95. (3167 M)
MSX-BASIC-handboek voor
iedereen
Met dit handboek van A.C.J. Groeneveld bent
u uw MSX-computer de baas. Het boek geeft
een antwoord op vrijwel elke vraag die een pro-
grammeur. op welk nivo dan ook, over MSX-
BASIC zou kunnen stellen. De volledige
syntax-behandeling rekent af met de onzeker-
Praktijkprogramma's voor de
ZX-Spectrum, deel 2
Deze 126 paginas lellende paperback (ISBN
90 6398 336.0) van uitgeverij Stark, bevat 11
heden over de schrijfwijze. Bij elk van de 137
sleutelwoorden is een duidelijke beschrijving
gekomen en om eventuele nog aanwezige
onduidelijkheden weg te nemen, zijn zinvolle
voorbeelden opgenomen.
De paperback telt 414 pagina's (ISBN
90.6398.100.7) en kost f 49,50. Uitgeverij:
Stark-Texel. (3166 Ml
3-74